Twaalf middernachtelijke klokslagen en dan is het stil. Een volle heldere maan verlicht de grond voor mij. De grafzerken en hekken laten lange speelse schaduwen achter op de grond. In de verte hoor ik een uil. Ik schrik van zijn geroep. In de stilte van de nacht is het geluid oorverdovend. Hij heeft zich waarschijnlijk verstopt op één van de takken van de bomen. Ik kijk rond maar zie hem niet.
Het geheel heeft een macaber karakter.
Lang stil blijft het niet. Wat hoor ik nu? Langzaam neemt het geluid in volume toe. Het is muziek. Ik kijk om mij heen maar zie niemand. Waar komt het geluid vandaan? Wordt het mee gevoerd door de wind? Het lijkt op een viool die zijn noten verspreid voor wie het horen wil.
Recht voor mij zie ik een gestalte staan. Ik knipper met mijn ogen. Die stond daar net nog niet dat weet ik heel zeker. Door het postuur ga ik er vanuit dat het een man is. Hij draagt een lange cape met een kap over zijn hoofd. Hij lijkt op een monnik. Achter hem verschijnt er nog één en achter hem nog één. Ik knijp met mijn ogen. Gedrieën lopen ze een rondje langs alle grafzerken. Hun handen gevouwen in hun pij, hun hoofd gebogen. De rillingen lopen over mijn rug. Bij het laatste graf blijven ze staan. Mijn ogen worden groter alsof ze niet kunnen begrijpen wat ze zien. Uit de dood herrezen, staat daar opeens een vrouw en daar naast nog één, gevolgd door nog één. In mijn ooghoek zie ik een lichtflits. Meer en meer doden stappen uit hun graven. Tijd om bang te zijn heb ik niet. De muziek neemt toe. Steeds voller en heftiger klinkt de melodie, alsof de doden door de wind worden opgejaagd in het besef dat ze voor zonsopkomst teruggekeerd moeten zijn in hun graven. Bloemen beginnen te wiegen, hekken en grafstenen te dansen. De uil die ik eerder alleen maar hoorde zie ik nu vliegen over de toppen van de bomen. De dood kent geen verschil. Ik word mee gevoerd in deze trance. Dansend in de wind tussen mensen die hier lang geleden geleefd hebben. Langs en om mij heen, alsof ik er niet ben, lijken ze te zweven in hun doorzichtige gewaad.
Dan kraait de haan. De dans is abrupt voorbij, de muziek vervaagt in de wind. Zo plots als ik al deze mensen zag komen, zijn ze ook weer verdwenen. Ik kijk om mij heen en zie nog net een grafsteen verschuiven gevolgd door een harde plof. Het enige wat ik nu nog hoor is het ruisen van de wind.
Twee lange tellen blijf ik staan, waarna ook ik vertrek van waar ik gekomen ben.
De dood blijft als laatste achter, zittend op een grafzerk, en speelt op zijn viool een afscheidsmelodie…
Een ode aan Camille Saint-Saëns.
Ik ben dol verhalen met deze setting 😀 In mijn hoofd even mee gegaan met je verhaal maar dan in beeld.
Mooi, een soort stream of consciousness! En die laatste zin is heel tof.
Mooi geschreven. Die laatste zin is inderdaad een hele mooie afsluiter!
Wow!! Cool ik zat echt op het puntje van mijn stoel!!
XX Sabien
Mooi geschreven.
Wauw, wat mooi geschreven zeg!
Mooi geschreven. Deed me een beetje denken aan Harry Potter met die mensen die opeens verschenen 😛
Wat mooi geschreven!
Heel beeldend…
Me loves Dance Macabre van Camille 😀 Heerlijk nummer. Werkelijk het heerlijkste voorbeeld van ‘beschrijvende muziek’… Ik kon het zo volgen in mijn hoofd. ZALIG 😀
Wat ontzettend mooi geschreven!
Mooi geschreven!
Wow jeetje wat een reacties…
Dank jullie wel!!
Het verhaal is niet geheel zelf verzonnen. Het concept is “het Spookslot” van “de Efteling” Daar heb ik mijn eigen draai aan gegeven.
@ Nicole: ik heb even op moeten zoeken wat het woord betekend. Maar je hebt wel gelijk. 🙂 Leuk om zo ook nog iets te leren en ik ga mij daar nog eens verder in verdiepen.
Ik dacht ook meteen aan het Spookslot. Ik weet niet waarom. Niet omdat ik het hier net lees maar toen ik het stuk las, dacht ik er al aan.
Ik bedoelde dus “hier net las” ipv “lees”. Spelfouten maken terwijl ik er gisteren nog een stuk over heb geschreven hahahahaha
Ik sluit mij helemaal aan bij de vorige reacties, mooi geschreven!
Pingback: Hiep Hiep Hoera… « Deborah Hamar
Pingback: Wist je dat… | Deborah Hamar