Ik vraag mij af waar ik ben. Ik herken niets. Ik hoor niets en ik zie na genoeg niets. Het is zo donker dat ik de muren bijna niet van elkaar kan onderscheiden. Een paar seconden lang vraag ik mij af hoe ik in deze ruimte terecht gekomen ben. Mijn geheugen laat mij in de steek. Wat vervelend dat dit uitgerekend nu moet gebeuren. Het is een beetje vaag, als of er een mist in mijn hoofd hangt die maar niet op wil trekken. Omdat het mij niet wil lukken mijn eigen vraag te beantwoorden sta ik op van waar ik voor mijn gevoel in één keer opgedoken ben en loop dan op de tast door de ruimte. Mijn ogen beginnen te wennen aan het duister en langzaam zie ik dat ik mij bevind in een tientallen meters lange gang met aan het einde iets wat lijkt op een deur…
De deur heeft mijn volledige aandacht. Als een magneet word ik er naar toe getrokken. Niet wetende wat er zich aan de andere kant van de deur moet bevinden. Met mijn hand aan de muur loop ik voorzichtig in de richting van de deur. De stenen van de muur voelen klammig aan en zijn her en der bedekt met mos. Ik moet er maar niet aan denken wat het anders zou kunnen zijn. Het lijkt wel of ik in een ondergrondse gang of tunnel ben. Ik sta stil en kijk om mij heen. Mijn nek haren gaan abrupt omhoog. Ben ik niet alleen? Ik draai mij om. Het enige wat ik op dat moment zie is een nog langere en vooral donkere tunnel, hij lijkt bijna oneindig. Was die tunnel er net ook al? Heb ik daar net ook gelopen? Wederom krijg ik geen antwoord op mijn eigen vragen. De tunnel is, naar het lijkt, verlaten. Ik schrik op en vraag mij af wat ik hoor. Het is mijn eigen ademhaling en het bloed wat door mijn lichaam suist. Ik roep mijzelf tot de orde en mijn stem echoot na in de lange gang om dan langzaam weg te sterven in het duister. Koude rillingen lopen over mijn rug. Ik moet hier weg voor het duister mij ook opslokt. Ik haal nog eens diep adem en voetje voor voetje schuifel ik verder. Het zand van de bodem knispert en kraakt onder mijn voeten. Het pad naar de deur loopt wat naar beneden af. Ik kijk nog eens goed naar de deur en zie dan dat er een flauw lichtschijnsel onder de deur door schijnt. Dat is vast de uitgang. Opgelucht loop ik iets sneller door.
Ik bekijk de deur terwijl ik er op af loop. Het is een oude houten deur die in een boog is gemonteerd. Het heeft geen normale klink maar een rond smeedijzeren handvat. De deur oogt wat groenig, voor zover ik de kleuren kan onderscheiden in het duister. Het lijkt of de verf er langzaam van af bladdert, onder de groenige laag is het blanke hout zichtbaar. De deur is zeker al heel wat jaren oud. Wat gek dat al deze details zo tot mij door dringen.
Nog vijf passen dan ben ik bij de deur. Ik sta abrupt stil. Maar wat nou als deze deur niet de deur naar de uitgang is? Wat nou als er zich iets achter bevind waar ik niet tegen opgewassen ben? Nog meer “wat alsen” dringen zich aan mij op. Het zweet breekt mij aan alle kanten uit en tegelijkertijd heb ik het zo vreselijk koud. Alleen rustig en rationeel denken kunnen mij nog helpen. Jammer, maar daar is het nu te laat voor. In een vlaag van paniek wil ik rennen. Alleen waarheen? Terug door de tunnel of door de deur? Ik kies voor de laatste optie. Als van buiten mij zelf zie ik hoe mijn hand trillend het smeedijzeren handvat vast pakt. Het ijzer voelt koud en zwaar in mijn hand. Met mijn hart in mijn keel duw ik tegen de deur bang voor wat ik tegen zou kunnen komen. Precies op dat moment hoor ik een oorverdovend lawaai. Ik schrik hier zo van dat ik alleen nog maar wil rennen weg van hier, weg van die deur…
Ik beweeg al mijn ledematen maar kom maar niet vooruit. Het enige wat vooruit komt is mijn hart die op hol geslagen is en voor mijn gevoel mijn lichaam uit komt zetten. Heel fijn, heb ik weer denk ik nog. Heerst er paniek krijg ik mijzelf niet van die plek en val ter plekken neer omdat mijn “hart” zojuist de benen heeft genomen. Het oorverdovende geluid houd maar aan.
Gedesoriënteerd open ik mijn ogen. Even weet ik wederom niet waar ik ben. Dan begrijp ik dat de herrie die ik hoor de wekker is. Ik sla hem iet wat geïrriteerd uit. Een droom? Een nachtmerrie? Eén ding weet ik wel, ik moet echt opzoek naar ander leesvoer. Een verhaallijn welke mijn hersens minder snel mee uit wandelen neemt als ik er zelf even geen controle over heb.
De mist in mijn hoofd klaart langzaam op en laat mij achter met een tweetal vragen: “Waar was ik nou uiteindelijk en wat zat er achter die deur??”
Heel erg mooi geschreven!
Ja, dat is balen he, dat je nou niet weet hoe het afloopt en waar je nou precies was. Je hebt hel wel heel spannend verwoord!
Mooi geschreven!
Die droom heb je mooi beschreven zeg 🙂 Ik ben ook benieuwd wat er achter de deur zou zitten. En wat heeft die droom jou allemaal te vertellen?
Pffff ik werd een beetje benauwd van je blog, beeldend en sterk geschreven 😀
De wekker kan echt wreed zijn 🙂
Mooi, goed geschreven zeg!
Dank voor jullie reacties.
Sommige vragen blijven onbeantwoord.
Pingback: Hiep Hiep Hoera… « Deborah Hamar