Het is een van de warmste lentedagen als ik op het idee kom om hier, waar ik nu met Poownie aan het grazen ben, te gaan fotograferen. Het decor voor mijn neus is zoals het plaatje in mijn hoofd. De kwakende eenden maken de levende setting compleet. Maar zoals altijd wanneer ik een briljant idee heb, mist er toch het één en ander. Ik had mijn camera helemaal niet meegenomen. En hoewel het er prachtig uitziet, is het licht misschien eigenlijk iets te fel. Later in de week moet ik zeker nog eens terug komen en dan wat later op de avond.
Die week breng ik dagelijks een bezoek aan deze plek aan het water. Uiteraard samen met mijn grasmaaier. Terwijl hij aan het “werk” is, kijk ik dromerig uit over de sloot en zijn bewoners. Ik fantaseer hoe ik het plaatje nog mooier zou kunnen krijgen. Waar ik zou moeten zitten. Waar ik überhaupt zou kunnen gaan zitten zonder in de sloot te belanden. Want een laag standpunt is wel het aller mooiste. Er gebeurt werkelijk van alles. Vechtende, poetsende en naar voerzoekende vogels. En er vliegt hier ook echt van alles. Ja, ook die mug. Die ik al drie keer rond mijn hoofd heb weggejaagd. Maar vooruit, ik gedoog hem zolang het duurt om het plaatje te schieten dat ik in mijn hoofd heb zitten.
Het is een doordeweekse avond. Mijn klusjes voor die dag heb ik in rap tempo uitgevoerd en heb nog een vol uur voor het te donker wordt. Ik haast mij naar de waterkant. Mijn enthousiasme wordt binnen een halve seconde teruggeschroefd naar teleurstelling. Uitgerekend nu, wanneer het licht op zijn mooist is, ik mijn camera met volle batterij en lege kaart bij heb EN gekleed ben in kleding die nat en vies mag worden is die verdomde sloot leeg. Waarom?!?! Geen gans, eend, fuut of zwaan. Zou m’n plannetje dan nu al in het water vallen? Geduld is, zoals een hoop weten, niet mijn sterkste kant. Maar wel een hele schone zaak. Met mijn camera paraat nestel ik mij aan de waterkant. Mijn achterwerk beland voor de helft in de modder. Tot zover de schone zaak…
De laatste zonnestralen schijnen schuin over de weilanden op het water. Terwijl ik licht wegdoezel meandert mijn gedachte mee op het gekwaak van de kikkers. Die waren er tenminste wel. Oh en de mug, die zoemt nog steeds ergens om mij heen. Dan hoor ik in de verte het gakken van ganzen. Het zijn er veel en ze komen mijn kant op. De vlucht, onder leiding van Akka van Kebnekajse, strijkt even verderop in het land neer. Met argus ogen bekijken ze mijn verschijning: “die zat er eerder op de dag niet!” Ik hoop dat ze een plons in het water willen maken. Maar die lol is mij niet gegund. Ze grazen het weiland af en blijven daar vervolgens zitten.
Als ik mij weer omdraai naar de waterkant zie ik twee waterkipjes en een zwaan. Helaas alle drie te ver weg. Een uur aan de waterkant gezeten te hebben leverde mij een vieze broek, een muggenbult en een foto van een koppeltje eenden op, dat na het landen van de ganzen uit het riet wegvloog. Voor nu houdt ik het voor gezien. Maar ik kom zeker nog eens terug!
***