Zaterdagochtend, 09.15 uur. Ik fiets door de polder onderweg naar stal. Het is lang geleden dat ik door dit stuk polderlandschap heb gefietst, sterker nog, het is überhaupt lang geleden dat ik op de fiets ben gestapt. Het weer is zalig en er is bijna niemand buiten. Er staat nauwelijks wind. Ik hoor alleen het ruisen van de blaadjes aan de bomen en het vrolijke gefluit van vogels. Dit belooft een goede start van de dag te worden.
Zoals gewoonlijk ben ik veel te vroeg op stal. De ochtenddienst heeft net haar ronde afgerond. Gelukkig kunnen we nog even bijkletsen, want het is alweer een tijd geleden dat we elkaar hebben gezien. Na een kwartier druppelen de andere stalgenoten binnen. Op het programma staat vandaag een buitenrit. Ik ben door een van hen uitgenodigd om mee te gaan. Vorig jaar vroeg ze al eens of ik mee wilde, maar toen schoof ik het steeds voor me uit. Dit voorjaar stelde ze het opnieuw voor en ik besloot erop in te gaan. Ik wilde heel graag weer eens een ritje maken. Het is inmiddels meer dan anderhalf jaar geleden dat ik op een paardenrug heb gezeten. Als zo’n kans zich aandient, zou ik wel gek zijn om hem niet te grijpen.
Gelukkig had ik nog een cap die me enigszins paste. Met Poownie droeg ik die zelden, eigenlijk alleen tijdens wedstrijden. Maar omdat ik al enige tijd niet meer heb gereden, wat ouder en strammer ben geworden en deze paarden totaal niet ken onder het zadel, wil ik geen risico nemen. De cap had nog wel wat aanpassingen nodig. Of hij is gekrompen, of ik heb een groter hoofd gekregen. Uiteindelijk past hij.
Voor deze rit krijg ik het braafste paard toegewezen. Ik ga lekker aan de poets, het is weer die tijd van het jaar, dus binnen de kortste keren zit alles en iedereen onder de haren. Al snel staan alle drie de paarden gezadeld klaar en kunnen we vertrekken.
Het is even een vreemde gewaarwording als ik in het zadel klim. Ik zit een stuk hoger en haar bewegingen voelen anders. Zelfs de energie hier bovenop voelt anders dan wanneer ik naast haar sta. Toch voelt het op de een of andere manier vertrouwd. Ik kan mijn alertheid al snel loslaten. Ze zet geen stap verkeerd en zal eerder inhouden dan als een raket vooruit schieten. Driekwart van de rit kan ik volbrengen met een losse teugel.
We stappen een flink stuk over bekend terrein en komen daarna in een deel dat ik nog nooit eerder heb gezien. Dit terwijl ik daar regelmatig met Poownie heb gewandeld. We draven af en toe en er zit zelfs een stukje galop in. Pas wanneer ik pijn in mijn kaken voel, realiseer ik me dat ik de hele rit heb zitten lachen. Wanneer ik denk dat we alweer richting huis gaan, buigen we toch de andere kant op. We rijden een stuk langs het water, wat nog eens 45 minuten aan de rit toevoegt. Hoewel mijn spieren er heel anders over denken, juich ik van binnen.
Inmiddels ben ik alweer even terug en lig ik in de tuin bij te komen van een heerlijke, zonovergoten buitenrit, mogelijk gemaakt door mijn lieve stalgenoot. De spierpijn die ik de komende drie dagen zeker zal hebben, is het meer dan waard!

Het zonnetje droogde het natte bladerdek wat zorgde voor een heerlijke boslucht. We liepen langs vennetjes. Galoppeerden heuvels op en draafden hele stukken. In geen velden of wegen waren er auto’s te bekennen. Her en der kwamen we wandelaars of andere ruiters tegen. Maar verder had ik het gevoel dat we alleen op de wereld waren. Er heerste zo’n rust dat ik helemaal bij kwam. Wat een heerlijke omgeving.