Op weg naar huis…

Het is smerig weer. En met smerig weer bedoel ik niet zomaar een donkere wolk of een regenbui. Nee, ik bedoel winterse kou, donkere luchten, windstoten van tig kilometer per uur en liters regenwater dat uit de lucht komt vallen wanneer het maar kan. Gewoon omdat het kan. Het is totaal geen weer om je buiten te begeven. Maar na dagen binnen zitten en naar het beeldscherm staren moet ik er gewoon even uit.

Daar lopen we dan. Zwijgend naast elkaar, hoofden gebogen in de hoop geen regen in ons gezicht en oren te krijgen. De koude wind geselt mijn gezicht en vult mijn oren met het gevoel alsof ik gestoken wordt door duizenden naaldjes. We zijn alle twee stik chagrijnig. Naast het gieren van de wind zijn alleen onze passen hoorbaar op de verharde weg. Het is leeg in de polder. Er is geen mens of dier te zien. Behalve wij …

Ik waag een blik opzij en zie twee vernietigende ogen mijn kant op priemen. Jij ook altijd met je stomme ideeën over wandelen in de polder!? Niemand waagt zich nu buiten. Had je echt niet tot morgen kunnen wachten? Ja, ik denk dat hij dat ongeveer wel gedacht moet hebben. Maar hij deed wijselijk wat ik van hem vroeg en stampvoetend liep hij naast mij mee. Sorry Poownie, over het algemeen ben ik nu eenmaal meer een zomer mens. We gaan heus niet zomaar wandelen met dit vieze weer. De benen moeten nu echt even gestrekt worden.

We stappen stevig door, onderwijl mijn capuchon over mijn hoofd trekkend, om het gevoel in mijn oren nog enigszins te behouden. Het grote rondje om de plas, over de brug en rondom de polder, dat ik oorspronkelijk in gedachten had, werd bij een kilometer of 2,5 al verstoord. Meneer had er duidelijk geen zin meer in. Eerst staakte hij bij een passerende auto, toen bij een windvlaag die het riet harder dan anders deed ritselen om er vervolgens helemaal maar mee te stoppen. Hij keek mij zonder een spoor van meelij aan. Ik kon kiezen: “Of alleen verder of samen terug!”

Daar lopen we dan. Zwijgend naast elkaar, hoofden gebogen in de hoop geen regen in ons gezicht en oren te krijgen. Het is leeg in de polder. Er is geen mens of dier te zien. Behalve wij, op weg naar huis…