“Weet je zeker dat je met de fiets gaat?” Vraagt vriendlief. Ik werp snel een blik naar buiten. Het ziet er niet zonnig uit maar er hangt ook niet echt een regenlucht boven de polder. “Ja joh,” zeg ik, “Het kan net.” Er is pas vanavond regen voorspeld, dan ben ik al lang weer terug. De laatste keer dat ik mijn auto pakte omdat het mogelijk zou kunnen gaan regenen bleef het de hele dag droog. Dus dit keer gok ik het er op.
Eenmaal op de fiets, onderweg naar Poownie, begint de lucht toch wel erg snel te veranderen. Dat zie ik niet, want dat is achter mij. Als ik voor mij kijk zie ik een vrij rustige lucht met hier en daar een wolk, voortgedreven door de wind die langzaam komt opzetten. Dat dan weer wel…
Het is broeierig warm en mijn gehaaste fietstochtje heeft er nog een schepje bovenop gedaan. Bezweet kom ik aan bij de wei. Waar Poownie overigens al op mij staat te wachten, alsof hij mij tien minuten eerder verwacht had. Hij hinnikt nog iedere keer als hij mij ziet. Ik vind het zo schattig dat ik er dan ook maar vanuit ga dat hij blij is om mij te zien. We gaan voor een korte wandeling en wat graaswerk buiten de wei. Het gras bij de “buren” is nu eenmaal veel groener en dus lekkerder.
We zijn nog geen twee minuten van “huis” of dikke druppels sieren het asfalt voor ons. Ik zie ze eerder dan ik ze voel. Dan opeens gaan de sluizen open. Het regent nu toch wel echt en heel hard ook. Samen rennen we naar een afdakje om er te schuilen. Na ongeveer vijf minuten wordt het minder en gaat de zon alweer schijnen. We wandelen terug naar waar we gebleven waren. Heel even is het heerlijk. De lucht ruikt zo zomers en er staat een klein briesje.
Maar dan volgt een flinke donderklap, recht boven mijn hoofd. Ik hoop stiekem, tegen beter weten in, dat het er maar eentje zal zijn. Een verdwaalde of zo, die niet helemaal weet wat ie met zichzelf aan moet. Hoe kan dat nou? De lucht voor mij is bijna stralend blauw. De lucht achter mij had ik tot dan nog niet gezien. Donker en dreigend. Een tel later begint het te flitsen. Achter elkaar. We rennen terug naar de wei. Compleet beledigd laat ik Poownie achter.
Er is voor mij geen andere schuilplek dan een tunneltje iets verder op. Ik spring op mijn fiets en scheur die kant op. Daar tref ik een ouder stel. Ook die staan te schuilen. We raken aan de praat. Na tien minuten is het iets minder geworden. Het stel moet de andere kant op en fietst zo de zon tegemoet. Zelf blijf ik nog even staan, want er is nog geen verbetering te zien in de richting waar ik heen moet.
Na nog eens tien minuten nemen regen en onweer eindelijk af dus ik waag de gok. Ik ben nog geen 200 meter op weg of het begint opnieuw. Onweer en veel, heel veel regen. Het flitst nu onafgebroken en ik heb er weinig zin in om als een stukje toast te eindigen. Nog nooit heb ik zo hard gefietst. Zeiknat en compleet buiten adem kom ik thuis.
Ja, ik had misschien toch beter de auto kunnen nemen…
Haha herkenbaar inderdaad. Wil je een keer op de fiets,.. regen. Ik ben ook vaak de klos.
ja ken het wel maar dan op de scooter, gelukkig niet vaak voor gekomen nog
Zo balen! Ik gok ook vaak verkeerd. En dan komt dat punt dat het nog zinloos is om te proberen droog thuis te komen. Iets van ‘natter dan dit kan ik niet worden’.
Het weer is ook lastig te voorspellen! Maar onweer zou ik ook eng vinden. Regen kan me niet schelen.
oh ik vind onweer en regen heeeerlijk, om naar de luisteren en te kijken. Maar niet om op een fiets in de polder te fietsen.. dat lijkt me dan weer doodeng. Ik zal het vroeger misschien ook wel een keer meegemaakt hebben want ik moest altijd door de polder naar mijn middelbare school rijden (17km) maar dit klinkt dan gelijk weer eng bah! gelukkig is het goed afgelopen.
hahaha… heel herkenbaar! ☻