Onvermoeibaar…

Zoals bij zoveel kleuters zit er ook op deze (bijna) 4 jarige geen rem. Dat gaat maar door en is niet moe te krijgen. Zelfs nu de temperatuur gestaag oploopt blijft ze rennen. Uiteraard wel omdat ik dat van haar vraag. Als het aan haar zou liggen zou ze liever achter een van haar vriendjes aan denderen, dwars door de paddock, inplaats van om mij heen. Of haar buik vol eten bij een van de hooiruiven. Niet alleen zij rent haar rondjes, want er moet wel iets gebeuren voor ze zover is en daarom doe ik met haar mee. 

Ze mag dan wel een kleine pony zijn, ze heeft een grote eigen wil. Als ze niet onder de lijntjes van de bak door zou rennen had ik haar los gelaten zodat ze lekker haar “ei” kwijt kon. Maar dat gaat nu niet, dus ploeter ik ook door de zandbak. Waar Stinkerbel als een gracieuze dame door de bak huppelt, breek ik bij iedere kuil zowat mijn nek. Maar na vijf minuten rennen en springen aan een touwtje zijn bij haar de dolle vijf minuten eindelijk voorbij. Moe is ze allerminst maar ze heeft steeds meer oog voor mij, “oh ben jij er ook?!” en de andere paarden zijn iets minder interessant. Met andere woorden, we kunnen denk ik wel aan het werk.

Na haar laatste gekke bokkensprong lukt het mij om haar terug te krijgen naar de stap. We wandelen samen een rondje door de bak om op adem te komen, ik ook. En daarna gaat het echte werk beginnen. Ik laat haar aanspringen in draf. Iets wat ze erg letterlijk neemt, met vier benen tegelijk. Ze heeft gelukkig al snel het goede tempo te pakken en draaft keurig op de volte om mij heen. Het commando “hoooo” voor een langzamer tempo snapt ze, evenals het daarop volgende commando “halt.” Ze staat keurig stil en blijft net zo lang staan tot ik zeg dat ze weer “voorwaarts” mag. In een wandel tempo loopt ze door. 

Af en toe geeft ze mij heimelijke blikken in de hoop dat ik haar een snoepje toewerp voor haar goede gedrag. Maar als we daar aan gaan beginnen is het einde zoek. Ze moet het doen met een beloning van mijn stem en een aai over haar hals. Het is de bedoeling dat ze later dit jaar beleerd gaat worden voor de kar. Het is daarom handig om op voorhand alvast een aantal dingen aan te leren. Zoals de commando’s die vanaf de bok gegeven gaan worden. En uiteraard ook het kweken van conditie. Overigens vraag ik mij af wie er hierdoor een betere conditie aan het kweken is… 

In een half uur tijd gaan we zowel links- als rechtsom en passeren stap, draf en galop de revue. Ik laat haar in alle gangen versnellen en weer terugkomen. Dat is soms wat zoeken omdat we beide nog aan het leren zijn. Maar iedere keer sta ik verteld van haar leercurve. Ik hoef maar aan iets te denken of ze pikt het op. Zo ontzettend knap!!

Als we aan het einde van deze training zijn gekomen zie ik niet een geringste spoor van zweet. Ik ontdek een opgezette ader over haar schouder en thats it. Terwijl mij bij het zweet op mijn voorhoofd staat. Nou, met haar conditie zit het alvast goed!  

Singing in the rain…

Het enige geluid dat ik hoor is het tikken van de regen op de dakpannen van het huis. Het gekletter in de reeds ontstane plassen en het uitelkaar vallen van de druppels op de takken en bladeren van de bomen. Het neervallende water produceert aardig wat geluid. Maar verder is het stil. Stil in huis, stil op straat. Geen enkel mens waagt zich met dit hondenweer buiten.

De boodschappen zijn al binnen, het paard wordt vandaag gedaan en het werk is morgen pas weer aan de beurt. Ik drentel wat door het huis tot ik mij realiseer dat de plantjes boven op de slaapkamer nog water moeten hebben. Het is overigens een godswonder dat deze twee het nog niet begeven hebben onder mijn bezielende leiding. Ik ben namelijk niet zo heel goed met “flora”. Het meeste laat ik verdrogen, of verzuipen. Er is nooit een tussenweg. Het had nu ook niet een dag langer moeten duren aangezien de aarde al aardig verdroogd was en de takjes treurig omlaag wijzen.

Terwijl ik met mijn gietertje naar het raamkozijn loop hoor ik een kabaal en gegil uit de brandpoort komen. In opperste staat van paraatheid tuur ik naar buiten, klaar om in te grijpen, of om hard weg te kunnen rennen mits dit nodig mocht zijn. Ik zie een aantal buurtkinderen van de overkant door de brandpoort rennen. Twee zijn er lopend en de derde is op zijn fiets. Ze rennen achter elkaar aan, stampend door de plassen. Het water heeft zich daar inmiddels al tot enkelhoogte verzameld. De kinderen zijn alleen hierdoor al tot aan hun middel nat. Alsof dit niet genoeg is schoppen ze het water naar elkaar op.

Vol verwondering aanschouw ik het tafereel beneden mij, met nog steeds mijn gietertje in mijn handen. Ze rennen en springen nog een keer achter elkaar aan. De derde scheurt met zijn fiets door de plassen en laat het water flink opspatten. Het deert hen niet dat het water ook nog eens met bakken uit de hemel komt. Hun gezichtjes glimmen en hun haren druipen van het water. In mijn hoofd hoor ik mijn moeder zingen: “I’m singing in the rain”.

Ik moet mij inhouden om niet naar beneden te rennen, de tuin door en zo de brandpoort in om met deze zeven tot acht jarige donderstralen mee te rennen en springen. Ik wil ook tot aan mijn sokken doorweekt raken. Ik wil ook het water van mijn gezicht af voelen gutsen en mijn haar in pieken langs mijn gezicht voelen hangen. Ik wil ook met mijn fiets door de plassen scheuren met mijn voeten heel hoog opgetrokken. Alsof dat laatste ook maar iets uitmaakt als je al door en door nat bent maar het gaat om het idee!

Zo plots als de kinderen gekomen zijn, zo plots zijn ze ook weer verdwenen. Alsof het geheel een intermezzo van de regenvoorstelling moest zijn. Een leuke onderbreking denk ik bij mijzelf. De rust keer terug en nu blijft alleen het geluid van de gestaag vallende regen achter.

Ik pak mijn gietertje weer op en geef de plantjes alsnog hun water, in de hoop dat ik ze nu niet direct verzopen heb. Eigenlijk ben ik wel blij dat ik niet meer naar buiten hoef. Wat is er nu heerlijker dan lekker weg te kruipen op de bank met een bak thee, een doos met koekjes en een goed boek?