Komt dat even mooi uit…

“Zo, dat zijn nog de originele die er onder zitten!” “Ja ja” zeg ik tegen de fietsenmaker terwijl we alle twee over mijn fiets gebogen staan. “Zeker 16 jaar oud!” Zeg ik er nog achteraan. “Dan heb je hem niet zo heel veel gebruikt?!” Is zijn weerwoord. Netjes in de schuur gestaan en alleen gebruikt met mooi weer. Dat zeg ik overigens niet. Ik antwoord met een lachje. De binnenband komt op verschillende plaatsen door de buitenband en veroorzaakt ook nog het gevoel alsof er een slag in mijn wiel zit. Dat ze nog niet uit elkaar geklapt zijn is een wonder. De rem loopt aan, snelbinders zijn stuk en zo zijn er nog een aantal zaken die gefixt moeten worden. Mijn fiets bleef in de werkplaats achter en ik ging lopend naar huis.

Net nu ik de smaak weer te pakken had, twee keer op een dag naar Poownie (gewoon omdat het kan!) en het mooie weer spelen natuurlijk ook mee, is ie stuk. Sinds ik dit blog schreef, heb ik veel vaker de fiets gepakt dan anders. En ja, dit keer zelfs in de regen! Maar…. Nu dus even niet. Van de vier fietsen die in onze schuur staan zijn er ook nog eens drie werkeloos. Twee van vriendlief en een van zoonlief. Ik ben voorstander van herintreden op de werkvloer dus besloot ze alle drie aan een inspectie te onderwerpen. Twee van de drie voldeden in ieder geval aan mijn eis.

Die van vriendlief was, zelfs met het zadel en stuur op de laagste stand, veel te groot voor mij. Haha ik kon niet eens bij de trappers. De fiets van zoonlief zag er, op wat spinnenwebben na, zo goed als nieuw uit. Hij heeft er maar een paar keer op gefietst, maar een mountainbike was niet geschikt als vervoermiddel naar school. Zadel en stuur bleken nog een stukje opgekrikt te kunnen worden. Hoewel hij nog iets aan de kleine kant was bleek ik er prima op te passen. Kwam dat toch even mooi uit…

Ik besloot er direct een rondje mee door de polder te crossen. Dat viel zwaar tegen. Hoe heeft hij het al die tijd uitgehouden op dat zadel. Alsof ik met mijn achterwerk op een spijkerbed was gaan zitten. Stug trapte ik door in de hoop dat de zadelpijn die ik nu aan het ondergaan was van tijdelijke aard zou zijn. De dagen die volgden ging het steeds iets beter. Ik kreeg zowaar de smaak te pakken. Bijna iedere avond trok ik eropuit. Al dan niet gecombineerd met een bezoek aan de Poownie. Mijn bovenbeenspieren wisten niet wat hen overkwam. Om niet na twee rondjes al geblesseerd te raken (inmiddels heb ik daar ervaring mee nl) bouwde ik mijn afstanden en snelheid langzaam op.

Zoonlief had niet eens in de gaten dat ik al meer dan een week op zijn “oude” fiets aan het touren was. Daarmee wist ik dat hij hem niet zou missen. Inmiddels was mijn eigen fiets ook weer terug en kon ik mijn rondjes afwisselen. Daar werden mijn bovenbenen blij van. Binnenkort wordt het tijd om de ruiterpaden (bij gebrek aan heuvels en zanderige weggetjes) in de polder al fietsend te gaan verkennen. Eens kijken of ik klaar ben voor wat offroad werk.

 

 

 

***

To bike or not to bike… 

Het zonnetje staat alweer vroeg te stralen. De lucht is hemelsblauw en er hangt een robijntje frisheid in de lucht. Het belooft een mooie dag te worden. Zelfs de vogeltjes lijken er vrolijker van te kwetteren. Dit alles brengt mij in vakantiestemming. Mijn rugzak hijs ik iets verder op mijn rug. Jump op mijn fiets en cross naar de zaak. Tot zover het vakantiegevoel. Ik dender op in hoogste versnelling het park door. Wandelaar met hond links. “Moggûh!” “Moggûh!” Vlieg in mijn oog rechts. Aaah prik-prik. Jank-jank. Hierdoor zie ik het gat in het wegdek te laat. Vlieg, nog steeds in de hoogste versnelling, door de kuil. In gedachten zie ik mij al sierlijk van mijn fiets af stuiteren om vervolgens met mijn tandjes de rest van de remweg over het asfalt te schrapen. Gelukkig vind ik op tijd mijn evenwicht terug en doe alsof dit allemaal bij mijn ochtendroutine hoort. “Moggûh”. Groet ik de volgende wandelaar met hond.

Op de zaak aangekomen voelen mijn bovenbenen verzuurd aan. Echt, serieus het is hooguit 10 minuten fietsen maar het voelt alsof ik zes keer de Alpe d’huez op gereden ben. “Vroeger” crosste ik half Nederland door op de fiets. Op een platte band na, nooit ergens last van. Een paar weken terug besloot ik wat vaker de fiets te pakken. Ook naar het werk. De neuroot in mij kan het natuurlijk niet laten om van ieder fietsritje een sprint te maken. Nu voel ik dus mijn bovenbenen. Om de eerste week nog maar niet te spreken over de zadelpijn. Dus… Tot zover mijn topconditie. Toch vind ik het erg leuk. Zo leuk zelfs dat ik al stiekem een klein beetje aan het rond kijken ben voor een snellere fiets. En dan bedoel ik geen E.bike. Maar een echte bovenbeen-verzurende-fiets. “Ooooh”  hoor ik de trouwe lezer al denken. “Sporty Spice heeft weer iets verzonnen hoor!”

Tja, een mens moet nu eenmaal wat te willen hebben. In mijn geval, te doen hebben. En oké, toch wel iets te willen hebben. Een racefiets, mountainbike of misschien een combinatie van alle twee, een hybride. Zoveel keus dat ik er echt in moet duiken om te kijken wat bij mij past. De vraag is: wat wil ik er mee? Ik hoef niet met een gangetje van 40 kilometer per uur over de weg te knallen. Maar langere afstanden op een, iets hogere snelheid dan nu, lijkt mij wel wat. Op de fiets naar Poownie bijvoorbeeld. Tochten maken. Het liefst met één of meerdere mensen. Die het leuk vinden om wat van de omgeving te zien en tegelijk aan de conditie willen werken.

Hoe langer ik hier mee bezig ben hoe meer ik het zie zitten. Misschien eens een praatje maken met de fietsenmaker op de hoek. Toch ben ik een beetje bang dat mijn verslechterde, lichamelijke conditie mij in de weg gaat zitten. Met name mijn knietjes. Heb ik mij straks helemaal blij gemaakt met een fiets en toebehoren om er achter te komen dat mijn knieën het niet aankunnen. Tja, hier ga ik denk ik maar op één manier achter komen… Voor nu geen haast. Eerst maar eens goed oriënteren. Ik ben wel benieuwd of er fietsers onder de lezers zijn die mij misschien wat tips kunnen geven?

FF uitwaaien…

Terwijl de heren beneden met één oog televisie kijken en met het andere oog hun Ipad chronische in de gaten houden ben ik boven lekker in de weer. Alle ramen en deuren staan tegen elkaar open. De bedden zijn afgehaald, de wasmachine draait op volle toeren en de overige was is zojuist gesorteerd en sta ik in de kasten te “proppen”. Het geeft mij voldoening om de berg was te zien slinken. De heerlijke Robijn fleur en fijn geur is ook een stuk aangenamer dan de adembenemende zweet- en stinksokken lucht van sportkleding. Nu ik toch bezig ben neem ik ook direct de badkamer en toilet nog even onder handen.

Als ik naar beneden loop voel ik de bui al hangen… De thermostaat staat op standje subtropisch. Ik ben nog niet binnen of het zweet staat op mijn rug. Alsof ik een sauna binnen stap. Het enige dat nog ontbreekt is de geur van eucalyptus. Het liefst zou ik de achterdeuren opengooien, heerlijk de koelte in huis binnen laten. Maar dat hoef ik niet te doen met deze twee koukleumen. In plaats daarvan pak ik mijn sleutels en mijn fiets. Mijn Harley Trapson ziet over het algemeen alleen in de zomermaanden het daglicht. Maar nu kon ik de verleiding niet weerstaan. Ik pak een route via de polder om zo min mogelijk verkeer tegen te komen.

Het zonnetje doet zijn best om door het wolkendek heen te breken. Dat helaas niet echt wil lukken. Ook de wind neemt toe. Het lijkt wel herfst in plaats van lente. Het deert mij niet. Mijn haren wapperen door de wind en de tranen staan in mijn ogen. Ik ruik een zilte lucht. Als ik even mijn ogen sluit en luister naar het ruisen van de bomen is het net of ik de golven van de zee hoor. Niet te lang, anders rij ik zo de sloot in. Ik krijg spontaan zin om een strandwandeling te gaan maken. Dat zal hier, in de polder, een beetje lastig worden. Ik trap tot mijn bovenbenen in brand staan. Jeetje, “vroeger” deed ik alles op de fiets. Nu is een ritje van 4 km al bijna te veel.

Ik vind het zo jammer dat de polder niet groter is dan dit. Als ik een klein stukje om zou rijden kan ik er nog voor kiezen om via het pannenkoekenhuis, langs de Maas, richting Hotel Ara te rijden. Voor de lezers die bekend zijn met deze omgeving… Maar daar is het net weer iets te fris voor. Ik breng een bliksembezoek aan Poownie die tevens de eindhalte is van mijn ongeplande uitstapje. Ik tover een paardensnoepje uit mijn jaszak. Waar ik altijd zijn aandacht en niets anders dan zijn onverdeelde aandacht voor krijg. Zodra hij klaar is met de inspectie van mijn jaszakken, want daar zit meestal meer in dan maar één snoepje, begin ik aan mijn terugreis naar huis.

De wind is inmiddels iets gaan liggen. Nog steeds ruikt het in de polder naar zee, duinen en strand. Als ik ergens in de verte meeuwen naar elkaar hoor roepen is voor mij het plaatje helemaal compleet. In plaats van gras en bomen beeld ik mij in dat ik over een duinpad fiets. Her en der  vang ik een glimp op van de golvende zee er achter. Normaal is het een komen en gaan van wandelaars, hardlopers en fietsers. Nu ben ik hier helemaal alleen. Het hele plaatje geeft een desolate indruk. Maar ik voel mij er helemaal thuis.

Als ik het park bij onze straat binnen fiets, zet ik de versnelling een tandje lichter. Even op adem komen. Mijn conditie is niet meer wat het geweest is en daar moet ik drastisch wat aan gaan doen. De wind heeft mijn haren doen wapperen en de tranen over mijn wangen laten stromen. Even uitwaaien in de buitenlucht was heerlijk. Net wat ik nodig had om er de rest van het weekend weer tegen aan te kunnen…