De poort naar dankbaarheid…

De vrouw voor in de ruimte, een medecursist, zit er klaar voor. Op de achtergrond klinkt ontspannen muziek. De lichten worden gedimd. Ik beweeg nog even al mijn ledematen om de komende 15 minuten stil te kunnen zitten. Ze start haar meditatie die ze speciaal voor ons geschreven heeft. Een opdracht voor ons allemaal en vandaag is het haar beurt. Ik sluit mijn ogen en laat mij door haar meenemen. Haar stem is zacht, bijna helend en ik ben heel nieuwsgierig waar ze ons mee naar toe neemt. 

“Voor je zie je een pad. Je zet de eerste stap..” Wat grappig, er was eerst geen pad maar opeens is daar het pad. Een prachtig weggetje van schelpen dat ergens in het bos verdwijnt. Het verschijnt zo plots dat ik niet eens de tijd heb om hier over na te denken. “Voel hoe de lucht je longen vult…” en ik voel een bries die voor verkoeling zorgt op deze prachtige lentedag (ja echt, het is lente in mijn meditatie) Ik ruik zelfs de heerlijke boslucht. “Iedere stap maakt je rustiger en rustiger” Ik focus mij op haar stem want ik wil niks missen. Ik ben erg nieuwsgierig waar dit naar toe leid.

“In de verte zie je meerdere poorten” Wauw, ja ik zie ze. Het zijn er drie en staan verscholen tussen de bomen in het bos. Ze zijn van goud, eigenlijk helemaal niet mooi om te zien. Ook een beetje misplaatst. Ik loop er naar toe en plaats mijn hand op de middelste poort. Hij is versierd met felgekleurde steentjes, totaal niet mijn smaak. Toch word ik er naar toe getrokken. Ik open de deur en stap naar binnen. 

“Je bent aangekomen op een plek waar het universum met jou spreekt over signalen en symbolen…” Ik loop door een berg met prachtige witte veertjes. Ik sla de laatste van mij af en dan opeens merk ik dat ik niet alleen ben. Sterker nog het is een drukte van jewelste. Een voor een verschijnen alle familieleden van gene zijde. Mijn vader, moeder, opa’s en oma’s, mijn ooms. Ze zijn er allemaal en druk in de weer met het voorbereiden van een feest. Het zal eens niet… Mijn vader zwaait en wijst naar een andere ruimte. Als ik doorloop sta ik plots midden in een weiland. En daar staat ie, mijn allerliefste Poownie. 

De meditatie gaat verder over wat we mogelijk zien, voelen en wat we mogen ontvangen. Ik loop naar Poownie toe en aai zijn zachte neus. Hij is zo echt dat ik hem kan ruiken. Ik druk mijn neus in zijn vacht en voel zijn grote zware hoofd leunend op mijn schouder. Het volgende moment voel ik zijn dankbaarheid voor alle zorg en toewijding in zijn leven op aarde. Zoveel dankbaarheid dat mijn hart overloopt. Tranen wellen op achter mijn gesloten ogen. Oh Poownie, wat ben je toch een prachtig dier. Het was een eer om voor je te mogen zorgen. 

We nemen afscheid, ik zwaai naar mijn familie en loop terug naar de poort, wetende dat ze daar altijd zullen zijn. Langzaam word ik teruggebracht naar de ruimte waar ik zit, naar mijn eigen lichaam in het hier en nu. Het gevoel van dankbaarheid draag ik de rest van de dag met me mee. Het herinnert me eraan dat verbinding nooit echt verdwijnt. Alles blijft, in een andere vorm, altijd dichtbij.

Wit paard in de wei

De meditatie is speciaal geschreven door Irma. Bedankt voor het delen, het was een hele bijzondere en dankbare reis.

Uit de oude doos: Nachtwerk…

Het is einde van de middag als ik nog snel even langs de wei scheur met een emmer met lekkers. Uiteraard staan de paarden helemaal achteraan in een wei die voor mijn gevoel wel drie voetbalvelden lang is. De hele polder weet inmiddels dat ik er ben want ik sta vooraan, bij het hek, zijn naam te “scanderen”. (in de hoop dat hij naar mij toe komt) In tegenstelling tot pubers schaamt Poownie zich daar niet voor. Hij komt gelukkig mijn kant opgelopen. Het begint met een stap maar zodra ik zijn voeremmer in de lucht houd gaat hij al snel over in draf. Kijk, zo doen we dat hier!

Ik ben maar wat blij dat hij besloot naar voren te komen. Want zo heel veel tijd heb ik op dit moment niet. Als hij eenmaal is aangevallen op zijn voer onderwerp ik hem snel aan een inspectie. Tot mijn schrik zie ik dat zijn linkerflank onder de bulten zit. Zijn benen voelen ook warm aan. Maar ja wat wil je met volle zon en 30 graden? De vliegen zijn inmiddels niet meer weg te slaan. Poownie stampt er naar maar het helpt niet veel. De bultjes voelen aan zoals een dazenbeet bij mij zou doen. Poownie geeft er zelf niet veel om. Voor nu besluit ik het zo te laten. 

Zijn emmer is leeg en als er verder niks meer bij mij te halen valt wil hij graag weer terug naar zijn maten in de wei. Ik laat hem vrij en met dezelfde vaart als waarmee hij naar voren kwam stuift hij terug naar achteren. Ik klop het stof van mij af en ga verder met mijn middagplanning. 

Als ik ’s avonds in bed lig laat ik de belevenissen van de dag nog een keer de revue passeren. Mijn gedachten blijven bij Poownie hangen. Waren zijn benen nu echt zo warm? Stond hij te trappen naar vliegen of was dat een aanname? Mijn fantasie gaat met mij aan de haal. In mijn gedachten heb ik van een gezond paard een dodelijk ziek dier gemaakt dat ligt te creperen in de wei. Het wordt van kwaad tot erger en in mijn verbeelding ligt hij al met vier pootjes omhoog. Na twee uur malen en met een knoop in mijn maag van ellende stap ik uit bed. 

“Ik wil naar de wei!” zeg ik tegen vriendlief. Die van mij naar de klok kijkt. Het is inmiddels 01.10 uur ’s nachts. Hij weet ook dat ik de rest van de nacht geen oog meer dicht doe zolang ik niet met eigen ogen bij Poonwie heb gekeken. 

En dus lopen we iets na 01.30 uur met een zaklamp in de hand door de wei. Het is super rustig en super mistig. Uiteraard staan de paarden helemaal achteraan. Ik voel mij als een dief in de nacht. Bij de tijd dat we ze gevonden hebben zijn onze broekspijpen doorweekt. Poownie staat op zijn gemak te knagen aan het gras. Als ik hem aan een inspectie onderwerp voelen zijn benen als normaal en zijn de bulten al bijna weg.

Vriendlief zucht diep. “Ben je gerustgesteld?” Vraagt hij. “Want ik ga niet nog een keer mijn bed uit voor een nachtwandeling!” Zegt hij. “Nu wel!” Zeg ik. Nu ik weet dat alles goed gaat en alleen mijn fantasie op hol geslagen was kan ik weer rustig slapen.

Morning has broken…

Twee jaar geleden schreef ik onderstaand blog. Inmiddels ga ik alweer heel wat maanden zonder Poownie door het leven. En als ik dan dit soort logjes teruglees, realiseer ik mij weer wat een zalige tijd we met elkaar hebben gehad ♥️

Het is één van de zondagen waarop het mijn beurt is om het ontbijt op te dienen op stal. Dat betekend vroeg uit de veren. Alhoewel, wat is vroeg? Maar als de wekker uiteindelijk om half 8 afgaat heb ik toch wat moeite om mijn warme bed uit te komen. Ik hijs mijzelf in mijn paardenkloffie, smeer wat brood voor een verlaat ontbijt en met mijn ongekamde haren in een knot op mijn hoofd rijd ik naar stal. Vriendlief in dromenland achterlatend. 

Onderweg komt de zon langzaam op. Zoals altijd weet ik dat het geen straf is om rond dit tijdstip in de polder te zijn. Dit is nog voor het moment waarop de wereld ontwaakt. Vanuit diepe rust met alleen de wind door de bomen en het roepen van de vogels is het heerlijk om zo wakker te worden. De lucht is sprankelend fris en voelt als een verkwikkende douche. Boven de velden en het water hangt een sluier van mist. De zon heeft nog niet echt in kracht gewonnen om de “witte wieven” te verjagen. Het liefst zou ik nu een lekkere lange wandeling willen maken. Maar first things first. 

Poownie staat al bij het hek te wachten. Of dat speciaal voor mij is durf ik in twijfel te trekken. De wetenschap dat de eerste “bedienden” die verschijnt hem van zijn voeremmer voorziet is aannemelijk groter. Als ik mijzelf eenmaal op het terrein binnen heb gelaten staan er opeens 4 paarden keurig op een rijtje te wachten. Het is er maar 1 die hinnikt en dat is Poownie. De rest kijkt zwijgent toe als hij zijn emmer met slobber in ontvangst neemt. 

De paarden hebben goed hun best gedaan. Alle ruiven, die bij ons verspreidt over de gehele paddock staan, zijn leeggegeten. Tijdens de ochtenddienst voeren we minder als bij een avonddienst. Nu zie ik ook waarom. Op Poownie na staat zo’n beetje de hele kudde in de dut-stand. Ze lijken wel verzadigd van het eten in de nacht. Ook als ik mijn ronde loop om alles te vullen komt er niemand achter mij aan. Dat is tijdens een avonddienst wel anders.  

Als ook mijn mestdienst erop zit is het tijd voor een bakkie cappuccino. Dankzij een gulle stalgenoot kunnen we tegenwoordig koffie drinken in de keet. Als ik eenmaal met mijn koffie in het zonnetje zit merk ik pas hoe warm ik het gekregen heb. De damp slaat onder mijn jas vandaan. Het magische wintersportgevoel komt in mij op. Blauwe lucht, zonnetje en een gedempte stilte. Alleen geen strakke witte pistes dit keer.

De haan van de buren kraait. Boven in de boom zitten een paar halsbandparkieten te kwetteren en ik? Ik geniet nog steeds van de rust. Op wat wandelaars en hardlopers na is er verder geen mens in de polder te zien. Ik heb mijn koffie op en bedenk mij geen moment. Ik roep Poownie. Die weet inmiddels wat er te wachten staat. Hij duikt nog een keer in de ruif voor een hap hooi en komt dan mijn kant op. Hij neemt zijn halster in ontvangst en loopt alvast naar het hek terwijl ik de paddock verder afsluit. Hij mag nog een uurtje grazen terwijl we ondertussen van de stilte en het zonnetje genieten.

Een (on)verwachte wending…

Toen Poownie dit leven verruilde voor het grazen op de eeuwige groene velden bleef ik een beetje bedroeft achter. Ja, natuurlijk rouwde ik om zijn heengaan. Maar het was na 28 jaar met paard opeens zo intens leeg zonder… Ik besloot na zoveel gemis om niet ook direct mijn routine over hoop te gooien. Dus ging ik nog een paar keer per week naar stal. In ieder geval om een vriendin te helpen met haar dienst. Daarnaast gebruikte ik de ruimte en tijd om tussen de paarden en in het midden van de kudde te aarden. Of misschien is opnieuw landen een betere verwoording. Het is ook deze plek waar ik mij de laatste paar jaar helemaal thuis heb gevoeld. Waar ik, met welke emotie dan ook, mocht binnen vallen en waar ik geregeld onder het vuil maar met een schoon hoofd weer huiswaarts keerde. 

Ik ben echt geen paardenmeisje. Maar een leven zonder paarden lijkt mij nu nog ondenkbaar. Ik liep rond met de intentie om op stal te vragen of er iemand was die voor een of twee dagen in de week een verzorgster kon gebruiken. Een pony om mee te wandelen, te grazen, te tutten of wat grondwerk mee te doen. Eigenlijk zoals ik de laatste jaren ook voor Poownie zorgde. Het voelde voor mij wat raar om zo kort na het overlijden van Poownie deze vraag al uit te zetten. Maar het universum besloot anders en liet mijn stalgenoot diezelfde week nog een app naar mij sturen met de vraag of het mij leuk leek haar paardje te verzorgen.

Tja, daar hoefde ik niet over na te denken. Ik had stiekem namelijk al een oogje op haar pony laten vallen. Ze is zo compleet anders dan Poownie. Een merrie om te beginnen. Daarnaast is ze met drie jaar de jongste van de groep en tevens behoort ze tot de kleinere paardjes van de kudde. Ze is heel nieuwsgierig en vooral erg ondernemend. Vooralsnog deinst ze niet snel terug als ze denkt dat daar (waar ze mogelijk niet mag komen) iets te halen of te beleven valt. Toen ze net bij ons op stal stond had de stalbaas wat te stellen met haar want ze liet zich door niets of niemand tegenhouden.

Alles aan haar is petieterig. Dit bedoel ik niet neerbuigend. In tegendeel. Het woordje klein doet namelijk afbreuk aan hoe sierlijk ze is. Haar ranke hoofd, de dunne beentjes en de mini-hoefjes. Iedere keer als ik haar aan het poetsen ben denk ik bij mijzelf: dit is te schattig!!! Maar laat je hierdoor niet in de luren leggen. Hoe schattig ze er ook uit ziet, zo drakerig kan ze af en toe zijn. 

Daar moest ik wel even aan wennen. Maar we leren snel!! Ik smelt als ze haar kudde achter laat en naar mij toe komt als ik haar roep. Als we samen aan de wandel zijn en ze in een drafje naast mij meeloopt. Wanneer ze mij ongevraagd volgt door de paddock. Als ze mij uitdaagt tijdens grondwerk en dan daarna toch braaf doet wat ik van haar vraag. Ik weet zeker dat deze dame voor voldoende blog inspiratie zal zorgen. Maar laat ik haar eerst maar eens aan jullie voorstellen.  


Meet (S)Tinkerbell, mijn nieuwe vriendinnetje: 

Scherpe randjes…

De weken na het overlijden van Poownie voelen raar en leeg. Na zoveel jaar dagelijks naar stal en de laatste twee jaar zelfs iedere avond, naar opeens helemaal geen bezoekjes meer aan Poownie. Dat voelt niet alleen gek maar dat is ook heel gek. Naast dat ik hem heel erg mis, mis ook mijn complete routine. Mijn zenmomenten terwijl Poownie aan het grazen is en de sociale contacten met de dames op en van stal.

Ik sta er zelf een beetje van te kijken hoe “goed” ik de eerste week doorkom. Daarna lijkt het verlies in alle hevigheid tot mij door te dringen. Het besef dat mijn maatje er echt niet meer is laat niet alleen bij mij, maar ook bij vriendlief, een diep emotioneel spoor na. En ja, hij heeft een prachtig volwaardig en voldragen leven gehad. Zijn tijd zat er echt op. Dat zorgt er voor dat ik er vrede mee heb. Maar dat alles neemt het verdriet en gemis niet weg.

Van mijn werk krijg ik direct de tijd en alle ruimte om tot mijzelf te komen. Zodat ik de kans krijg mijzelf te herpakken. Ik mag thuis en onder de radar werken. Wat betekend dat ik zelf de afleiding in mijn werk mag zoeken zonder de verplichtingen van projecten, overleg, telefoon, klant- en collega contact. Dat voelt goed! Want het rouwen kost bergen met energie. Ik ben halverwege de dag zo moe dat ik mijn ogen niet kan open houden. Mijn hoofd barst uit elkaar van de koppijn, mijn spieren zitten vast en ik heb een concentratievermogen van een pantoffeldiertje. Werken en mijn beste beentje voor zetten is nu wel het laatste waar ik behoefte aan heb. 

Geregeld loop ik met mijn ziel onder mijn arm te bedenken wat ik met mijn zeeën van tijd moet gaan doen. Dus werk ik in de avond de overvolle strijkmand weg. Ruim mijn lades en kasten op. Sorteer mijn kleding, dat van de heren en sta minutenlang doelloos onder de douche.

Ik heb in de tussentijd wel een aantal bezoekjes aan stal gebracht. Het is raar om te midden van de paarden te staan en er toch 1 te missen. De mooiste, de liefste. Mijn aanwezigheid voelt nutteloos en overbodig om zonder een reden daar te zijn. 

Buiten bezig zijn en de wind en regen voelen mis ik zo erg dat ik besluit om ’s avonds na het eten te gaan wandelen. Dus loop ik bijna iedere avond een rondje door de wijk. Soms met vriendlief, soms alleen. Zelfs met vies weer voelt het heerlijk de benen te strekken en de wind over mijn gezicht en door mijn haar te voelen strijken. 

We zijn nu bijna 4 weken verder en de emotionele pieken beginnen af te nemen. Ik voel het motortje in mijn binnenste langzaam weer op gang komen. Mijn concentratie neemt toe en ik heb ook weer zin om aan de slag te gaan. Een goed en fijn teken. Heel bewust een stapje terug doen en het verdriet er te laten zijn heeft voor mij geholpen. De scherpe randen zijn wat afgevlakt en alles komt een beetje in balans. Er is nu steeds meer ruimte voor de mooie en liefdevolle herinneringen aan Poownie en aan alle avonturen die we samen beleefd hebben. 

De volgende dag…

Na een nacht waarin ik geen oog heb dichtgedaan, sleep ik mij dodelijk vermoeid en met verkrampt lichaam mijn bed uit. De appjes van de dames van stal stromen binnen. Mijn ogen zijn opgezet van het huilen en ik voel mij hol en leeg. Daarnaast is het heel stil om mij heen. Alsof de onzichtbare draadjes waarmee ik met Poownie in verbinding stond letterlijk zijn doorgeknipt. 

Met een aantal dames spreek ik af om al vroeg in de ochtend naar stal te gaan zodat we met elkaar afscheid kunnen nemen van mijn topper. We komen tegelijk aan en alleen al hen zien zorgt ervoor dat ik vol schiet. Het doet mij zo goed dat ze de moeite nemen om een laatste groet te brengen aan Poownie en tegelijk mij tot steun willen zijn. Na een uurtje nemen we afscheid van elkaar en blijf ik alleen met Poownie achter. Ik begraaf mijn gezicht nog eenmaal in zijn wollige vacht. Snuif zijn oh zo bekende geur op en huil nog even de longen uit mijn lijf. Daarna neem ik de tijd om zijn manen te kammen en knip een stuk af als blijvende herinnering. 

Niet veel later komen er nog twee dames op stal aan. We besluiten de paddock open te zetten zodat de paarden uit de kudde de mogelijkheid hebben ook een laatste groet aan Poownie te brengen. Al snel komt het eerste paardje naar voren. Met voorzichtige stappen loopt het op mij af. Alsof ik gecondoleerd word met mijn verlies. Daarna loopt ze door naar Poownie. Besnuffeld hem. Duwt haar neus tegen zijn hoofd alsof ze daadwerkelijk een laatste groet komt brengen. Na nog een keer langs mij gelopen te hebben verlaat ze de paddock. 

Mijn ogen vullen zich met tranen als ik daarna zie dat de paarden een voor een naar voren komen. Het ene dier snuift wat lucht op. Begroet Poownie en verlaat daarna de ruimte terwijl het andere dier er alle tijd voor neemt. Ook ik word door geen enkel paard overgeslagen. Stuk voor stuk duwen ze hun neus in mijn handen of schuren ze even tegen mij aan. Mijn verdriet is ook hun verdriet. Ik voel en merk in alles dat niet alleen Poownie maar ook ik onderdeel uitmaak van deze kudde. Het hele proces raakt mij. Het is zo bijzonder om te zien hoe ze op hun eigen manier omgaan met dit verlies. Poownie krijgt op deze manier een waardig afscheid van zijn kudde, waarbij de lucht meermaals gesierd wordt door een regenboog.

Iedereen op stal is zo lief voor mij. Ik voel mij door hen gedragen en het rauwe randje van verdriet wordt hierdoor wat verlicht. Ook de avond ervoor, toen Poownie aangaf dat het niet meer ging waren er twee kanjers die Poownie en mij in alles begeleid hebben. Een ware steun op een moment waarop ik niet alleen kon en wilde zijn. Poownie had op geen betere stal kunnen staan en ik had het niet beter kunnen treffen met deze dames als stalgenoten. 

Begin van de middag is het zover. De “rouwauto” rijd voor en Poownie wordt opgehaald. Zijn ziel was reeds vertrokken. Zijn lichaam maakt nog eenmaal een laatste reis. De wagen rijd weg met aan de lucht een mooie regenboog. 

Poownie…

Het is goed zo. Genoeg. Hij laat het zo duidelijk merken dat ik niet anders kan dan daar in meegaan. En terwijl ik naast zijn grote, ooit zo sterke lichaam op de grond zit met zijn hoofd in mijn armen, blaast mijn trouwe vriend zijn laatste adem uit.

Dankbaar ben ik dat we 28 jaar samen hebben mogen doorbrengen. Waarvan de laatste 5 jaar ook nog eens in bonustijd. Het waren intense maar liefdevolle jaren die ik niet had willen missen. 

Mijn lieve maatje, mijn altijd vrolijke Poownie, mijn Maris. Het was zoals het moest zijn en zoveel meer.
Ik ga je vreselijk missen. 

07-05-1994 ~ 02-01-2024 💫

❤️

Op weg naar huis…

Het is smerig weer. En met smerig weer bedoel ik niet zomaar een donkere wolk of een regenbui. Nee, ik bedoel winterse kou, donkere luchten, windstoten van tig kilometer per uur en liters regenwater dat uit de lucht komt vallen wanneer het maar kan. Gewoon omdat het kan. Het is totaal geen weer om je buiten te begeven. Maar na dagen binnen zitten en naar het beeldscherm staren moet ik er gewoon even uit.

Daar lopen we dan. Zwijgend naast elkaar, hoofden gebogen in de hoop geen regen in ons gezicht en oren te krijgen. De koude wind geselt mijn gezicht en vult mijn oren met het gevoel alsof ik gestoken wordt door duizenden naaldjes. We zijn alle twee stik chagrijnig. Naast het gieren van de wind zijn alleen onze passen hoorbaar op de verharde weg. Het is leeg in de polder. Er is geen mens of dier te zien. Behalve wij …

Ik waag een blik opzij en zie twee vernietigende ogen mijn kant op priemen. Jij ook altijd met je stomme ideeën over wandelen in de polder!? Niemand waagt zich nu buiten. Had je echt niet tot morgen kunnen wachten? Ja, ik denk dat hij dat ongeveer wel gedacht moet hebben. Maar hij deed wijselijk wat ik van hem vroeg en stampvoetend liep hij naast mij mee. Sorry Poownie, over het algemeen ben ik nu eenmaal meer een zomer mens. We gaan heus niet zomaar wandelen met dit vieze weer. De benen moeten nu echt even gestrekt worden.

We stappen stevig door, onderwijl mijn capuchon over mijn hoofd trekkend, om het gevoel in mijn oren nog enigszins te behouden. Het grote rondje om de plas, over de brug en rondom de polder, dat ik oorspronkelijk in gedachten had, werd bij een kilometer of 2,5 al verstoord. Meneer had er duidelijk geen zin meer in. Eerst staakte hij bij een passerende auto, toen bij een windvlaag die het riet harder dan anders deed ritselen om er vervolgens helemaal maar mee te stoppen. Hij keek mij zonder een spoor van meelij aan. Ik kon kiezen: “Of alleen verder of samen terug!”

Daar lopen we dan. Zwijgend naast elkaar, hoofden gebogen in de hoop geen regen in ons gezicht en oren te krijgen. Het is leeg in de polder. Er is geen mens of dier te zien. Behalve wij, op weg naar huis…

Dekentje…

Al snel nadat ik Poownie gekocht had kwam ik er achter dat ik geen Penny Pony meisje was. We hadden nooit matchende setjes bijvoorbeeld. Hij mooie peeskappen, bandages in precies dezelfde kleur als mijn shirt of jas. Nee. Sowieso peeskappen en bandages al niet. Als Poownie er niet over struikelde dan was ik het wel. Wat een ondingen. In ieder geval, voor de sport zoals wij hem beoefenden. En zadeldekjes? Ja die had ik wel alleen gebruikte ik ze niet want ik reed vaak zonder zadel en als het kon ook nog achterstevoren.

Toen kwamen we op een andere stal te staan. Een waarbij het rijden en de daarbij behorende attributen zeker een groot onderdeel van het houden van paarden was. Dus ook wij deden (voor een deel) mee. Mooie dekjes met zijn naam in gouden sierletters geborduurd. Ik reed braaf met sporen en zweep en mijn simpele gympen had ik ingeruild voor sierlijke leren rijlaarzen. Daarnaast namen we privéles en gingen we op “concours”. (lees wedstrijd bij Pennyclub de Bokkensprong.)  

Van al dat trainen raak je behoorlijk bezweet. Dus Poownie moest geschoren worden. Want zie die vacht maar eens droog te krijgen na een inspannende les, hartje winter. En laten we wel wezen, tijdens wedstrijden oogt het ook frisser zo’n glanzend wit paard in plaats van een vergeelde pluizige teddybeer. Wat Poownie van dit alles vond? Die deed alles om het mij naar de zin te maken. De egoïst die ik was… 

Een paard scheren betekend een deken om. Zeker in de winter. Voor een ton kocht ik aan dekens. Stal, winter, uitrij, zweet, onder- en regendekens. Poownie had ze allemaal. 

Toen de onzin van het rijden van wedstrijden gezakt was en het plezier van alsmaar beter presteren omsloeg ik liever plezier met je paard maken, gingen ook mijn ogen langzaam open. Wat een ondingen zijn dekens toch eigenlijk. Ze zijn lomp en zwaar. En vaak veel te warm. Wat heb ik dat arme paard toch allemaal aan gedaan? Vanaf dat moment mocht hij zijn teddyberen vacht behouden. Sporen, zweep en nagenoeg alle dekens gingen de deur uit en ook mijn mooie leren laarzen verkocht ik aan de eerste de beste bieder. 

Poownie mocht weer poownie zijn. We verhuisden in die periode een aantal keer. We gingen naar goed, toen naar beter. Maar nu staan we op de beste plek ooit! Een plek met als doel het paard centraal te houden met vrijheid in eigen keus en kuddegedrag motiverend. Eten, spelen, schuilen, slapen? Vul het zelf maar in Poonwie! Hij mag hier van zijn oude dag genieten. En dat doet hij met verve. Want hij is hard op weg de 30 aan te tikken. 

Nu Poownie op leeftijd is lukt het hem niet zo goed om met het koude en natte winterweer op temperatuur te blijven. Op aanraden van een stagenootje kocht ik twee iets duurdere dekens. Een regendek voor de lente en herfst en een winterdek voor de koude maanden. Poownie vind het zoals altijd weer prima wat ik hem aan of opdoe. Maar stiekem hoop ik toch dat hij net als mij er blij mee is. Zeker als ik het, zoals de afgelopen weken, met bakken uit de hemel zie komen en weet dat hij al die tijd buiten staat. Maar dan nu wel lekker droog en warm onder zijn winterjas. 

Getrouwd stel…

Op mijn gemak wandel ik door de wei opzoek naar de twee paarden die mee mogen naar de paddock. Ze staan op nog geen 3 meter afstand van elkaar de grond af te speuren. Na alle regen is de bodem veranderd in een modderpoel en nu zijn ze opzoek naar die ene lekkere grasspriet. Terwijl de rest van de kudde naar achteren loopt blijven deze twee staan. Ze weten dat ze mee mogen en hebben daar vooralsnog geen problemen mee.

Ik doe bij beide paarden het halster om en wil weglopen. Maar dan gebeurd het. Vanuit mijn ooghoek valt de merrie Poownie aan en geeft een hap naar zijn flank. Poownie laat het er niet bij zitten en haalt flink uit met zijn achterbeen. En dat alles terwijl ik er tussen sta. Gelukkig was alles mis en waren het, mag ik hopen, alleen flinke dreigementen. 

Als ik mij omdraai zijn beide paarden veranderd in zoutpilaren. Ze weten dat dit gedrag niet getolereerd word en zeker niet als ik er tussen sta. De dame in kwestie beweegt alleen haar oren van voren naar plat in haar nek. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en ze weet precies wat ik met deze blik bedoel. Dan gaat die zelfde blik naar Poownie. Die stoïcijns voor zich uitkijkt. Alsof hij wil zeggen:  “Wat?? Zij begon!”

Gezamenlijk lopen we naar het voorste deel van de wei. Ik heb grote moeite om die twee uit elkaar te houden. Achter mijn rug knettert het van de spanning en emoties maar wanneer ik mij omdraai doen beide paarden alsof er niks aan de hand is. Ik krijg van alles mee. Behalve de reden van deze onenigheid. De paarden om ons heen mogen niet eens naar ze kijken. De merrie dreigt met haar oren en hoofd en Poownie zwiept gevaarlijk met zijn staart. Zodra één van de andere paarden dichterbij komt gaan alle oren plat naar achteren. Gezellig!!

Wanneer we de wei achter ons laten wordt het tijd om normaal te doen. Op de openbare weg is geen ruimte voor fratsen. Ik houd beide paarden kort en roep ze even tot de orde. Ik eis een wapenstilstand. Als ik hun aandacht heb probeer ik dat zo lang mogelijk vast te houden door ze te paaien met wat kruimels voer dat in mijn jaszak is achtergebleven. Dat werkt. Als we eenmaal lopen en uit het zicht van de wei zijn is de meeste spanning uit de lucht. Wat achterblijft is gekibbel. Achter mijn rug. Dat dan wel weer. Want als ik mij omdraai doen beide paarden alsof er niks aan de hand is. Het lijkt wel een oud getrouwd stel. 

Op stal aangekomen staat er voor alle twee een heerlijke emmer met voer klaar. Zonder pardon vallen ze aan. Ik heb de gelegenheid om de ruiven te voorzien van vers hooi en veeg ondertussen het terrein. Als ze klaar zijn kuieren ze op het gemak de paddock in. Beide nemen plaats aan de ruif. Weliswaar tegenover elkaar. Maar toch. Ik blijf ze zeker een kwartier observeren. Gewoon omdat ik benieuwd ben wat er tussen die twee speelt. Alles lijkt pais en vree. Geen gesnuif, gestamp, gezwiep met staarten of oren in de nek. Voor nu laat ik het er bij. Eten verbroederd, dat blijkt wel weer.