Eind maart: Het zat er natuurlijk aan te komen, toch heb ik de stille hoop dat alles gewoon door gaat zoals normaal. Dat het mee valt en overwaait. Aangezien de hele wereld plat ligt is dit een gedachte die uiteraard nergens over gaat. Maar toch. Toch hoop ik als een malle dat het allemaal wel mee zal vallen, het zo’n vaart niet zou lopen. Ergens in de wereld is een hick-up maar dat geldt niet voor ons. Ik wil gewoon mijn normale dagelijks leven behouden. En vooral geen gekke fratsen hier.
Dat was zoals gezegd ijdele hoop. Corona begint zich steeds meer aan ons op te dringen. Een tsunami die er in één klap is en waartegen je niets kunt uithalen. De hele wereld is in rep en roer. Opeens is iedereen viroloog, bioloog of een geleerde. Iedereen heeft een mening en moet dit vooral bekendmaken. En dan de paniekzaaiers! Die staan op iedere (virtuele) hoek van de straat. Maar bij ons is vooralsnog niets aan de hand. Behalve dan dat de grote baas, net als een overgroot deel van Nederland, voorzorgsmaatregelen aan het treffen is.
Nu een hoop locaties verplicht gesloten zijn kunnen onze examens daar ook niet doorgaan. Er moet aardig wat geannuleerd en afgezegd worden. Beetje voor beetje komt ons werk stil te liggen. Het is ook niet langer nodig om met een volledige bezetting op kantoor aanwezig te zijn. We stemmen bepaalde procedures op elkaar af. Er komen andere werkroosters. ICT wordt opgetrommeld en voor we het weten hebben we allemaal een laptop en telefoon van de zaak.
Binnen een paar dagen is alles geregeld en werken we met het complete team vanuit huis. Voor zover dat nodig is. Want het werk is zover opgedroogd dat er niet voor iedereen iets te doen is. Kantoor is maar een paar dagen per week voor een paar uur bemand door hooguit twee collega’s.
Dat, lieve mensen, is toch best wel even wennen. Opeens ben ik mijn complete regelmaat en ritme kwijt. Begin april sta ik met Poownie te grazen onder werktijd, ondertussen mij af te vragen wat de andere collega’s nu aan het doen zijn. Zelf heb ik die week “vrij” en ben alleen nodig als de andere collega ergens niet uitkomt. Het voelt gek om “vrij” te zijn en onder werktijd met hele andere dingen bezig te zijn dan met de mailbox, rinkelende telefoons, klanten en collega’s.
Inmiddels zijn we ruim 1.5 maand verder en heb ik redelijk mijn weg hierin kunnen vinden. Maar dat ging echt niet zomaar. Ik kwam er achter dat ik het beste gedij bij een zo normaal mogelijk werkritme. Normale tijd naar bed en ook gewoon vroeg weer op. Ik ruimde mijn oude werkkamer op en heb het zo ingericht dat ik daar in alle rust ’s morgens mijn dag kan beginnen. Hoewel mijn hersens geregeld doen alsof het semi-vakantietijd is begin ik redelijk te wennen aan mijn kleine beeldscherm en de videocalls via teams of zoom.
Toch hoop ik met heel mijn hart dat dit “tijdelijke abnormaal” snel over is en we terug kunnen naar ons “oude normaal”. Het normaal waarbij we omkomen van het werk. Elkaar “pesten” rond de koffietafel en kunnen klagen dat het zo druk is. Want ik mis mijn chaotische bureau, het geregel, de drukte en het werk. Maar bovenal mis ik het samenwerken met mijn collega’s!!