Een snelle vijf…

“Waar kijk ik naar?” Vraag ik mijn nichtje die een formulier onder mijn neus schuift. “Naar een snelle vijf. Zin om mee te doen?” Ik pak het formulier van haar aan en bekijk het aandachtig. Ik heb nooit iets van dit soort schema’s gesnapt en dit formulier, met lettertype priegel, is naast onverklaarbaar ook nog eens slecht te lezen. Het enige dat ik begrijp is uit hoeveel weken het bestaat en hoeveel trainingen ik zou moeten doen. “Onderaan vind je de legenda!” Zegt mijn nichtje, die het blijkbaar gewend is om aan de hand van schema’s hard te lopen. “Oh ja, nu zie ik het ook…” Roep ik nadat ik nog eens een paar seconden naar het blaadje heb zitten kijken. “Vind je het erg als ik gewoon ga hardlopen??” Vraag ik lachend terwijl ik het blaadje weer aan haar terug geef.

En zo geschiedde. Eerder dit jaar had ik al een poging ondernomen maar dat werd bruut onderbroken omdat Poownie op mijn teen was gaan staan. Nu de dagen langer worden, de zon zich meer laat zien en de paarden op het land staan, staat niets mij meer in de weg om drie keer in de week over straat te rennen met mijn tong over het asfalt en met een oververhit hoofd. De “snelle vijf” was een mooi moment om direct weer goed van start te gaan.

Ik begon met een rustige vier kilometer. Hardlopers zijn doodlopers en daar wenste ik niet aan mee te doen. Twee dagen later werden het er vijf. Ook nu lag het tempo laag. Ik deed er meer dan 34 minuten over. Ik was gesloopt. Uit ervaring weet ik dat het opbouwen van de conditie vrij snel gaat. Doorzetten is een belangrijk punt evenals volhouden. Dus twee dagen daarna liep ik wederom mijn rondje. De trainingen bouwden zich op naar drie maal in de week. Ik begon naast mijn routes ook de afstanden en snelheden te variëren.

Toen door een overvolle agenda het hardlopen in het geding kwam besloot ik zelfs om in de ochtend te gaan rennen. Op een nuchtere maag, en zonder koffie. Dat was een hele uitdaging en ik verklaarde mijzelf voor gek. Zo stijf als een plank en nogal ongecontroleerd liep ik het slaap uit mijn ogen. Maar ik deed het toch maar weer. Trots dat ik was als ik om 09.00 (oververhit) thuis kwam en klaar was voor de rest van de dag.

Mijn lichaam vertoonde na een aantal weken trainen gelukkig nog steeds geen mankementen. Het  werd tijd om weer eens bij de hardloopvereniging te buurten. Daar stond een pittige fartlek op het programma. Ik train in een groep intensiever dan wanneer ik alleen mijn rondje loop. Dat resulteerde in twee dagen flinke spierpijn. Maar dat mocht de pret niet drukken. Hoewel ik mijzelf verplicht om minimaal drie keer in de week te lopen kijk ik de dag zelf al uit naar mijn loopje van die avond. Zal het mij lukken om nu toch weer wat sneller te zijn als de laatste keer??

Het trainen begint zijn vruchten af te werpen. De spierpijn was niet voor niets. Laatst liep ik de vijf kilometer in 30.31 minuten. Dat betekend dat ik toch meer dan vier minuten van mijn eerst gemeten tijd heb afgesnoept. De eerst volgende wedstrijd wordt de Verkerkloop in Zwijndrecht. Misschien zit er dan toch wel een snelle vijf in… 🙂

Zien lopen, doet lopen: doel halen!!

Ik heb er teveel van op mijn agenda staan en mijn 2-do lijstjes puilen er soms van uit. Het probleem met mijn doelen is vaak dat ik halverwege afhaak. Ik red het simpelweg niet tot het einde. Dit komt door al mijn andere interesses. Nog voor het ene doel behaald is, kondigt zich het volgende doel alweer aan. Ik vind gewoon te veel dingen leuk. Maar soms ook omdat het een kansloze missie is en ik vooraf eigenlijk al weet dat dit doel gedoomd is te mislukken. Te slechte voorbereiding, niet nagedacht en impulsief ergens aan begonnen. Of, zoals al gezegd, er is zoveel leuks!!! Zodra ik aan iets nieuws begon riep mijn moeder altijd: “En, tot hoever denk je nu te gaan komen?” Daarom was ik er dit keer zo op gebrand om mijn doel wel te halen. Om te bewijzen, zowel aan moeder als aan mijzelf, dat ik het kon. Dat ik echt wel ergens voor kon gaan. Van A tot Z. Mijn doel: De vijf kilometer onder de 30 minuten uitlopen.

Sinds kort ben ik lid van de hardloopvereniging. Ik draaf, samen met een grote groep andere fanatiekelingen, over de weg, (het gras en de dijk.) Hoewel ik inmiddels al een week of drie/vier niet geweest ben… We krijgen verschillende opdrachten voorgeschoteld. Het mooie is dat ik hierdoor in korte tijd sterker en sneller geworden ben. De oefeningen geven mij nieuwe energie om zelf ook twee keer in de week, soms alleen en soms samen met neef, nicht en hardloopmaatje, mijn “verplichte” rondje te rennen. “Verplicht” is hier overigens met een glimlach. Ik doe het, zowaar, met veel plezier. Dus gemiddeld loop ik drie keer in de week.

Op donderdag 29 augustus was het dan zover. De Seuterloop van ’s-Gravendeel. Het evenement lag ver genoeg in de planning om er goed voor te trainen. Het was realiseerbaar. Dus opgeven was nu geen optie! Neef leek het leuk mij bij dit zelf opgelegde doel te assisteren. Hij bood zich aan als haas. Een half uur van tevoren waren wij al bezig met onze warming-up. Want een goed begin is het halve werk!! Het startschot klonk om 19.30 uur. De horde kwam in beweging en ik liet mij met de stroom meevoeren. Dit keer duurde het even voor ik links en rechts werd ingehaald. Dat was alvast een goed teken. Onderweg zag ik een aantal bekende van de voetbal staan, evenals de trainer van Uk. Die luidkeels toeriepen dat ik goed bezig was. Wat leuk dat ik nu eens door hun aangemoedigd werd in plaats van andersom. Voor ik het wist hadden we de eerste twee kilometer al achter de rug: De eerste in 5.19 minuten en de tweede in 5.41 minuten. Natuurlijk liep ik veel te snel. Maar ik kon mij niet inhouden. Mijn ademhaling werd steeds zwaarder. Neef had dit in de gaten en was op dat moment niet alleen mijn haas maar ook mijn mental coach.

Het parcours viel mij een beetje tegen. Vier keer een dijkje op, over klinkers, gras en ongelijke weghelften. Terwijl mijn tong steeds dikker werd, mijn hoofd rood was aangelopen en het leek alsof ik onder een waterval was doorgelopen, liep Neef naast mij alsof we een rustige wandeling aan het maken waren. Zijn hartslag prima onder controle, geen spoortje zweet. Ondertussen riep hij mij toe wat ik moest doen. Rustig blijven ademhalen en iets terug in tempo. We lagen goed op schema door onze snelle start. Toen de steken in mijn zij echt niet meer te houden waren moest ik even lopen. Ook hier was tijd genoeg voor. Vriendlief en Uk stonden aan de zijlijn met hun fotocamera. Alleen hiervoor had ik tijd om te glimlachen en te zwaaien. Verder kon ik niets anders doen dan mij concentreren op mijn ademhaling en het lopen. Zelfs tegen Neef kon ik niets anders uitbrengen dan: ja of nee.

De laatste ronde brak aan. Nog één maal het dijkje op. Daarna was het een lus terug naar de start/finish. Onder aanmoediging van de voetballertjes, trainer van Uk en Neef liep ik de laatste meters van de wedstrijd. Ik kon wel janken toen ik over de finish kwam en naar de klok keek die de tijd aangaf…

29.08 minuten. Ik kon trots zijn op mijzelf, ik had mijn doel gehaald!!

Onverwacht gezelschap…

De werkdag was een drama. Een hoop gezeur, vervelende telefoontjes en geïrriteerde collega’s. Voeg daar een dosis slaaptekort aan toe en de chaos is compleet. Ik voelde mij ellendig. Tijd om de negatieve energie van mij af te rennen. Rondje polder stond er op de planning. Eenmaal thuis stuif ik door naar boven, spring in mijn hardloopkleding en trek mijn i-pod uit de kast. Terwijl mijn GPS verbinding zoekt met de satelliet sta ik mijn veters te strikken, gevolgd door een warming up.

Ik ben het park nog niet uit of het gezemel begint al. Mijn broek zit niet lekker, mijn sok zit dubbel in mijn schoen en mijn oortjes vallen steeds uit. De ellende van de dag hangt als een wolk muggen om mij heen. Ik kan wel janken… Ik zet mijn muziek wat harder en schroef mijn tempo op om alles achter mij te kunnen laten. Links van mij duikt er plots een fietsertje op. Ik schuif een stukje naar rechts zodat hij kan passeren. Maar dat doet hij niet. Hij blijft naast mij fietsen. Ik werp hem een blik toe die op onweer staat. Ik kijk in zijn fel blauwe ogen en sproeterige gezicht. “Hoi” roept hij met een glimlach. Ik pers een “hoi” over mijn lippen om daarna weer stoïcijns voor mij uit te kijken. Inmiddels zijn we bij de polder aangekomen. Het ellendige jong op zijn groene fiets blijft maar naast me en kijkt mij aan alsof hij iets verwacht.

“Wat bent u aan het doen?” Ik zet mijn muziek uit. Hoor ik dat goed? Vraagt hij nu echt wat ik aan het doen ben?! “Ik werp de etter een venijnige blik toe. “Ik ben aan het kunstschaatsen en heb zojuist een drie dubbele cherryflip gemaakt.” “Oh ja… Nu zie ik het ook.” Is zijn antwoord, gevolgd door “Mooie paarse schaatsen heeft u!” Wijzend naar mijn schoenen. “Waar moet je heen?” vraag ik hem, in de hoop dat hij zegt rechtdoor te moeten waar ik linksaf ga. “Oh, nergens, ik fietste gewoon wat rond tot ik u zag.” We zijn inmiddels 1.5 kilometer verder en ik ben bang dat ik de overige kilometers niet van hem af kom. Ik schat het joch niet ouder dan een jaar of tien. Ik moet er niet aan denken dat Uk met een onbekend persoon mee de polder in fietst. Daar zal ik hem haarfijn aan helpen herinneren als ik thuis kom. “Ik vraag mij af wat je ouders er van vinden dat je een wildvreemd persoon gezelschap houdt tijdens het hardlopen?” “Zo wild ziet u er nu ook weer niet uit.” Wuift hij met zijn handen los van het stuur. “En mijn vader doet ook aan hardlopen!” Alsof hiermee mijn vraag beantwoord is.

Ik besluit het kind naast mij te negeren en ren door. Mijn blik gericht op de komende paar meters voor mij. Steeds sneller en sneller gaan mijn benen en mijn voeten raken de grond nauwelijks. Ik geniet van het zweef moment. Dit tempo houd ik niet lang vol en ik moet gas terug nemen. “Stop je nu al? Ren door tot aan de laatste boom!” Ik wil mij de les niet laten lezen, maar ik wil ook niet onderdoen voor het joch. Dus ik zet alles op alles en ren door tot aan de laatste boom. Dan ga ik over op een lichte dribbel om bij te komen. De laatste kilometer heb ik mooi onder de zes minuten gelopen. Geheel buiten adem, dat dan weer wel. “Kom, we doen dat stuk nog een keer. In het zelfde tempo!” We? Denk ik bij mijzelf. Hij heeft zijn fiets al omgekeerd en staat mij verwachtingsvol aan te kijken. Ik draai om mijn as en ren naar hem toe. Samen vertrekken we weer vanaf de laatste boom naar de eerste in een flink vaart. Ondertussen roept hij kreten als, “Dit tempo vasthouden!! Nog een klein stukje!” Bij de eerste boom aangekomen draaien we weer om en in een lichte dribbelpas vervolgen we onze weg. Ik kan geen zinnig woord uitbrengen maar hij heeft praatjes voor tien. Hij verteld over school, zijn vervelende zusje, de vakantie naar Oostenrijk, zijn ouders en zijn overleden opa die hij heel erg mist. Alsof we elkaar al jaren kennen. Ik begin sympathie voor hem te krijgen. Zoals hij praat is het net of ik mijzelf hoor praten. Mijn norse blik ontdooit en de irritatie ebt langzaam weg.

Een blik op mijn horloge vertelt mij dat ik nog maar een kilometer hoef te gaan. Ik zet aan om mijn tempo te verhogen en hoor hem nog steeds naast me ratelen. “Kom we gaan intervallen van lantaarnpaal naar lantaarnpaal.” Weer dat WE!! Hij ziet mijn blik en alsof hij weet waar ik voor train zegt hij: “Anders wordt je nooit sneller!” Het kind heeft er blijkbaar verstand van. Ik versnel en verlaag mijn tempo gedurende een halve kilometer. Dan zit ik er echt doorheen. De laatste halve kilometer brengen we zwijgend door. Hij op zijn fiets en ik in een makkelijk vol te houden tempo. Bij het park gekomen gaat mijn dribbel over naar een wandeltempo. Van mijn ellendige gevoel is inmiddels niks meer over. De zwerm muggen heb ik achtergelaten in de polder. Waar ze horen. Ik voel mij heel licht en vooral moe. “Goed gedaan!!” Roept hij. “Dank u.” Zeg ik met een glimlach en ik geef het joch een high five. “Hier moet ik de straat in, ik woon een stukje verder.” Hij wijst in de richting van een rijtje huizen. “Bedankt dat ik met u mee mocht!” Nog voor ik kan antwoorden dat ik nooit toestemming heb gegeven maar toch stiekem wel blij ben dat hij mee gefietst was, steekt hij de straat over. Inmiddels razen de auto’s over de weg tussen ons door. Hij draait zich nog een keer om en zwaait naar me. Daarna is hij weg, mij alleen achterlatend. Ik draai mij om en moet lachen. Zo’n gekke training heb ik nog nooit mee gemaakt…

Zien lopen, doet lopen: N.O.A.D.

Op het programma stond een fartlek, een vaartspel. Oftewel enige vorm van tempolopen, waarbij het terrein en de omgeving onder andere bepalend is voor je tempo. Heuveltje op, heuveltje af, sprinten, dribbelen en dat ongeveer 1,5 uur lang. Het is uiterst vermoeiend en het zal niet in mij opkomen om deze vorm van lopen te integreren in mijn eigen training wanneer ik alleen de straat op ga. De atletiekvereniging daarentegen, laat zijn lopers graag zweten. Je wordt er sneller en sterker van. En moe!!!!

Na iets meer dan 1.5 kilometer rennen hebben we het park bereikt en krijgen we de opdracht ons in een cirkel op te stellen. Terwijl de grondige warming-up stelselmatig wordt afgewerkt tel ik het aantal aanwezige personen. In totaal zijn we met 28 man. Een grote opkomst voor dit warme weer en de vakantietijd. We hebben met het losdraaien van de schouders, heupen en knieën de aandacht getrokken van de mensen en kinderen die in het park aanwezig zijn. Het moet er natuurlijk ook wel erg stom uit hebben gezien zoals we daar stonden en dat met die hitte.

De trainer zette met behulp van pionnetjes een rechthoek uit op het grasveld. Op de lange zijde versnellen en op de korte zijde dribbelen. Alsof ik mijzelf tegen mijn paard hoorde praten. Iets wat wij in de rij-bak ook wel eens oefenen om hem “aan het been” en dus sneller te maken. 15 minuten lang. Het zweet gutste bij de eerste lange zijde rennen al van mijn voorhoofd. Op gras lopen kost meer energie met het ontwijken van kuilen en hobbels. De jeugd vond het niet alleen amusant om ons te zien rennen, ze deden zelfs met ons mee. Na een rondje sprinten hielden ze het echter al voor gezien. Veel te warm voor die onzin. Toen het eindsignaal klonk moesten we, om bij te komen, een rondje dribbelen op verhard wegdek om het park heen. Mijn benen voelde aan als lood maar wat een verademing om weer op asfalt te kunnen rennen.

Terug op het grasveld had de trainer twee tegenover elkaar liggende lijnen uitgezet. In drietallen moesten we nu om en om gaan sprinten. Acht minuten lang. De eerste paar minuten werden er onderling nog wedstrijdjes gehouden wie als eerst aan de overkant was. Maar naarmate de tijd vorderde liep ook het tempo bij de snelste lopers een heel stuk terug. Het sprinten en stilstaan is erg vermoeiend maar opgeven is geen optie. Daarom is lopen in een groep zo motiverend.

Na deze sessie hadden we wel wat drinken verdiend. Dorstiger dan ooit greep ik naar mijn drinkgordel. In een lichte dribbel liepen we daarna naar het einde van het park. Daar volgende nog een estafette run. Geen idee wat ik mij daarbij voor moest stellen, afgezien van het “stokje” doorgeven. Het stokje bleef dit keer achterwege. Persoon één liep een rondje om het kikkerbadje, persoon twee bleef wachten tot hij aan de beurt was om de taak over te nemen. Ik was erg blij met dit rustmoment in de training. Maar eenmaal bezig besefte ik dat dit nog vermoeiender is dan te blijven rennen. De eerste helft van iedere ronde ging perfect. Een mooie snelle tijd. Maar halverwege begonnen mijn benen te verzuren en werd ik links en rechts ingehaald door de andere lopers. Een loper riep in niet mis te verstane woorden: NOAD naar me. Het vraagteken dat boven mijn hoofd verscheen kon zo’n beetje het park verlichten als het donker was geweest. Hij moest lachen en vertelde mij waar het voor stond: Nooit Opgeven Altijd Doorgaan!! Dus draafde ik achter de groep aan om daarna de beurt aan mijn nichtje over te dragen.

Toen dit kwartier ook voorbij was en iedereen zijn veters had gestrikt, een slok water had genomen en er weer klaar voor was, liepen we in een rustig tempo met zijn allen door het park terug naar de atletiekvereniging. Daar volgden nog een relaxte cooling down. Het was een korte trainingsavond met maar 6.5 kilometer op de teller. Maar wel een explosieve 6.5 kilometer. Ik heb mijzelf er door heen geNOAD en hoop dat het afzien op dit soort avonden resulteert in een snellere tijd op de wedstrijd in augustus.

Dat kun je best…

Inmiddels ren ik alweer een paar weken rond op mijn nieuwe shoes en we zijn al aardig aan elkaar gewend. Dat ging niet zomaar want de eerste week heb ik last gehad van de onderkant van mijn voeten en van mijn scheenbeen. Even was ik bang dat ik, ondanks een loopanalyse, zomaar wat  aangesmeerd had gekregen. Maar aangezien ik een doel voor ogen had, en nog steeds heb, besloot ik door te gaan met hardlopen en het de weken daarop gewoon wat rustiger aan te doen. Dit hielp aanzienlijk. Mijn voeten waren blijkbaar niet gewend aan mee verende en zachte schoenen.

Ook mijn GPS horloge is een grote aanwinst. Zeker de neuroot in mij is er erg blij mee. Wat een prachtig ding. Hij meet zo’n beetje alles wat ik wil. En het leuke is dat ik, zodra ik weer thuis ben uiteraard, op internet mijn route ook nog eens terug kan zien en vol trots aan vriendlief mijn afstand en snelheid kan tonen (zonder te sjoemelen !!)

Mijn neef had ook in de gaten dat ik braaf drie keer in de week mijn rondje liep en vroeg mij om samen met hem en ons “marathon nichtje” mee te gaan naar de atletiekvereniging waarvandaan ook een paar keer per week de loopgroepen vertrekken. De verschillende groepen bestaan uit wedstrijdlopers tot recreant, van sprinters tot lange afstand lopers. Neef en nicht trainen al enige tijd bij de recreanten. Dat dit de recreantengroep was voor de middellange afstanden was mij niet bekend (wedstrijden van 5 tot 30 km). Daar kwam ik later pas achter…

Na een paar keer nee gezegd te hebben, mijn tijd is niet zo snel als die van jullie, ik houd jullie tempo niet vol, ik durf niet…  verzekerde mijn neef mij dat er met mijn tempo niks mis was, ik kon pauzeren wanneer ik wilde en ik verder niet zo moest piepen… Na nog een gesprek met mijn nichtje die mij het zelfde verzekerde als mijn neef besloot ik een proeflesje mee te doen.

Wat voor soort mensen doen hier aan mee? Wat moet je verwachten van een training? Kan ik het echt wel volhouden? Vragen waar ik vrij snel een antwoord op kreeg. Met een mannetje of 30 was de groep flink aan de maat. De leeftijd varieerde van begin 20 tot halverwege de 60. Met een fartlek-achtige loop was de training best pittig te noemen. Het begon met twee kilometer warm lopen in een tempo dat mij beviel. Daarna een goede warming-up gevolgd door wat loopoefeningen. De spieren waren opgewarmd dus kon het feest beginnen. Er werd een parcourtje uitgezet waarbij je afwisselend langzaam en snel moest lopen. Dit 20 minuten lang. Na een korte pauze kregen we een tweede opdracht. Net toen ik dacht al mijn kruit verschoten te hebben. Dijkje op in een snel tempo, dijkje af in een rustig tempo. “Je spieren moet je gaan voelen zodra je bijna boven bent” galmden het van beneden. Ik voelde ze echter toen ik nog geen kwart van het dijkje gehad had. Maar de tijd vloog aangezien mijn nichtje bleef praten en ik hierdoor aardig wat afleiding had. Voordeel van het trainen in een groep, je geeft minder snel op.

Na een minuut of vijftien zat ook deze oefening erop en in een rustig tempo liepen we naar de volgende locatie. Daar kregen we de opdracht om in drietallen een estafette race te houden. Ook hier werd er op houding en looptechniek gelet. Gelukkig klonk na vier minuten het fluitje wat betekende dat de training er opzat. Ik stopte de tijd van mijn horloge en zag dat ik over heel de avond negen kilometer gelopen hadden. Bijzonder aangezien ik thuis niet verder loop (of kom) dan vijf. *blij* Mij werd tevens verteld dat er gemiddeld rond de 10 tot 12 kilometer per training gelopen wordt. Hoe sneller je loopt hoe meer km’s je uiteraard maakt.

Eenmaal terug op de vereniging volgden er nog een cooling-down en wat buikspieroefeningen. Dankbaar pakte ik het flesje water aan dat mijn nichtje mij voorhield. Die had ik nu wel verdiend!

Zien lopen, doet lopen. In het nieuw…

“Volgens mij moet ik nieuwe schoenen!” Zei ik tegen vriendlief toen ik met pijn in mijn voeten thuis kwam van een rondje rennen. “Dan moet je die gaan halen!” Was zijn simpele antwoord. Voor hem een groot feest om te shoppen. Voor mij een bron van irritatie aangezien winkelen niet mijn meest favoriete tijdsbesteding is. Ik vind het vreselijk.

Online kleding bestellen is meer mijn ding. Maar dat was voor hardloopschoenen geen optie omdat ik graag een loopanalyse wilde laten uitvoeren. Dus moest ik er echt aan geloven. Ik was ook al enige tijd opzoek naar een hardloophorloge met ingebouwde GPS. Kon ik daar ook direct wat informatie over op doen.

Vorige week was het zo ver, op naar een hardloopwinkel waar ze alles van mijn gading hadden. Ik liet de verkoper mijn oude afgetrapte schoentjes zien. Hij vroeg mij hoe vaak en hoe lang ik al liep.  Aangezien de schoenen minstens 10 jaar oud waren… Ik stelde hem gerust dat ze eerst vijf jaar ongebruikt in de kast hadden gestaan. Daarna heb ik de overige vijf jaar niet non-stop gerend. Echter met tussenposes van soms wel meer dan een half jaar. Hij vertelde dat het slijtingspatroon aan de onderkant van mijn schoen er goed uitzag. Aan de hand hiervan haalde hij een paar opvallende schoenen uit het rek. Basis schoenen zonder extra poespas deelde hij mee toen hij mijn gezicht zag. Hoewel het niet de schoen zelf was waar mijn oog op viel. Eerder de kleur, fel paars met roze.

Zonder morren trok ik ze aan en nam plaats op de “sintelbaan” van 10 meter. Toen het startschot klonk moest ik twee keer heen en weer draven op de baan terwijl mijn afzet en landing opgenomen werden. Daarna werden ze grondig bekeken door de verkoper. Hij liet mij beeldje voor beeldje zien hoe ik liep. In tegenstelling tot wat ik zelf vond vertelde hij dat het er keurig uitzag. Alles in een rechte lijn, mooie afzet en een nette landing. Nu ik wist wat ik voor schoen nodig had kon het kiezen beginnen. Met diverse soorten modellen liep ik rondjes door de winkel. Na een half uur had ik de keuze terug kunnen brengen van zes naar twee paar. Het eerste paar wit met grijs, het tweede paar de paars metAsics Nimbus 14 roze schoen… Toen bleek dat het eerste paar in maat 39 eigenlijk net iets te groot was maar in maat 38,5 veel te klein, bleef de schoen met hippe kleurtjes over. Die zat als gegoten en liep erg lekker. Maar die kleur he?!

Vriendlief vond het een goede gelegenheid om dan ook direct mijn kleding van zwart/wit om te zetten naar fel roze, paars en blauw. Dat staat zo leuk bij je nieuwe schoenen. Met een twijfelachtig gezicht verplaatste ik mij naar een pashokje waar ik het één na het andere shirtje en jasje aangereikt kreeg. Uiteindelijk slaagde ik voor een compleet nieuwe set waarin ik de zomer en de winter (als zuurstok) door kan.

Nu we voor twee van de drie onderdelen geslaagd waren moest ik nog wat informatie hebben over de verschillende hardloophorloges. Voorheen liep ik met een horloge van Polar. Hier was ik erg tevreden over, maar de GPS zat niet ingebouwd. Dat was minstens een eis waaraan het nieuwe horloge moest voldoen. Verder wilde ik mijn afstand en snelheid kunnen zien terwijl ik mijn rondjes aan het rennen ben. Natuurlijk had ik thuis al verschillende horloges vergeleken. Mijn keus was uiteindelijk gevallen op de Garmin 610. Na wat piepen over de prijs wilde hij er best nog een korting op geven en daarmee was de deal rond.

Twee uur later zat ik heel tevreden naast vriendlief in de auto met al mijn aankopen op schoot. Zowaar geslaagd in één winkel zonder chagrijnige buien. Laat nu de kilometers maar komen!!

Zien lopen, doet lopen, ga je mee?

In de bak paardrijden is al enige maanden niet meer wat het geweest is. Het worteldoek steekt hier en daar door de zandbodem heen. De afrastering is gebroken en de bodem zelf staat geregeld onder water of is bevroren. De enige keer dat we zouden kunnen rijden is ’s-avonds als de verlichting het een paar weken geleden niet begeven zou hebben. Daar komt nog bij dat het dan minstens een week niet zou moeten regenen. Want een zeepaard mag dan wel dezelfde naam dragen als mijn edele viervoeter, ze zijn zeker geen familie van elkaar. De afgelopen periode heeft het ook aardig gevroren dus was de rij bak omgetoverd tot minischaatsbaan. Kortom de bak is een drama bij ons.

Gelukkig staat het paard de hele dag met zijn “buurvrouwen” in de paddock. Daar kunnen ze zich uitleven, achter elkaar aan jakkeren, kuilen graven of elkaars deken slopen. Toen de herfst zijn intreden deed had ik mij erbij neergelegd dat zijn conditie de komende (winter)maanden er niet op vooruit zou gaan. Dat actiepuntje bewaren we voor de lente. Wanneer de dagen langer worden, het meer dan een week droog is en we de rij bak weer in kunnen. Toch vond ik dat we zo nu en dan iets meer moesten doen dan een rondje buiten wandelen of een stukje crossen over het ruiterpad. Mijn eigen conditie is inmiddels ook niet al te best meer, dus besloot ik het paard mee op sleeptouw te nemen tijdens een rondje hardlopen.

Hoewel  mijn paard aardig hard kan lopen is hardlopen toch niet echt zijn ding. Zeker als hij zich moet conformeren aan mijn snelheid. Tussen de 8 en de 10 kilometer per uur is voor mij een ideaal tempo. Maar voor hem betekend dat grote passen nemen of heel zachtjes draven. Niet iets waar hij vrolijk van wordt. Al helemaal niet als we langs al die groene grasstroken lopen waar hij van mij, zijn neus niet naar beneden mag steken om zo nu en dan een hap te nemen. Rennen is rennen en grazen is grazen, dat gaat nu eenmaal niet samen.

De lucht was prachtig blauw en de polder werd toegelachen door de zon. Prachtig, prachtig hield ik mijzelf voor terwijl ik stond te klappertanden van de kou. Een flinke warming up op en rond stal zorgde er voor dat de ergste kou verdreven werd. En het paard? Die stond al zuchtend naast mij. Hij wist wat er komen ging. Al na een paar honderd meter was het raak. Als of ie het er om deed. Standje slak ging aan en ik kon hem voortslepen. Met een uitgerekte hals sjokte hij achter mij aan. Als het halstertouw strak naar achteren stond kwam mijnheer aandraven en als zijn schouder mijn schouder raakte besloot hij weer te gaan wandelen. De ijzige kou maakte het er ook niet lekkerder op. Mijn hoofd en kaak deden pijn en mijn bovenbenen waren gevoelloos. Ik besloot vol te houden. Minstens vijf kilometer.

Eenmaal in de polder begon ik langzaam op temperatuur te komen. De pijn trok weg en het paard kreeg door dat hij niet van mij ging winnen. Uiteindelijk liepen we in gelijke tred. Ik kreeg er zelfs plezier in. Een eenzame fietser riep mij toe dat ik op zijn rug moest zitten in plaats van mee te rennen. Ik kon alleen maar lachen aangezien ik alle lucht nodig om te kunnen blijven ademen. Een auto liet ons passeren en de bestuurder zwaaide vriendelijk. Ik had het niet langer koud meer. Op de terugweg rook het paard zijn stal. Het tempo werd langzaam opgevoerd en voor ik het wist sleepte hij mij voort in plaats van andersom. Ik rende een flink stuk in zijn tempo mee tot ik echt geen adem meer over had. De laatste paar honderd meter werden in een pittig wandeltempo afgelegd.

Bij aankomst op stal vielen de eerste regendruppels. Eenmaal thuis kwam het met bakken uit de hemel. Dankzij het tempo van het paard waren we mooi op tijd weer binnen!

Ga je mee hardlopen? Alleen als ik mijn nieuwe oorwarmers op mag!!

Zien lopen, doet lopen. . . Geen meter.

Al drie weken hebben mijn voeten geen hardloopschoenen aan gehad. Heb ik niet hoeven kiezen tussen een korte of een lange broek. Een trui, vest of jasje. Hoewel ik toch een aantal keer flink gerend heb, dat dan weer wel. Helaas niet voor mijn eigen ontspanning of mijn eigen doel. Maar voor de baas, omdat het daar zo godsgruwelijk druk is, we te weinig personeel hebben, de automatisering zo dusdanig gemaakt is dat het langer duurt voor het werk gedaan is, of voor mijn klanten die ik niet wil laten wachten op hun bestellingen. Na het werk moet er thuis en op stal natuurlijk ook nog van alles gebeuren. Voor ik het weet is het alweer 21.30 uur, lig ik uitgeteld op de bank en beloof ik plechtig morgen een half uur vrij te maken voor mijn rondje rennen.

In het verleden heb ik mij voorgehouden dat ik meer energie krijg van het lopen. Ik dwong mij vaak te gaan ook al was ik moe. Inmiddels weet ik dat het eerste waar is maar het tweede zeker niet slim is. Ongelukjes en blessures liggen mij op de hoek van de straat op te wachten en slaan toe als ik even de andere kant op kijk. Maar zo moeilijk kan het toch niet zijn om een half uurtje vrij te maken voor het lopen? Blijkbaar wel in mijn agenda.

Hoewel ik niet helemaal stil heb gezeten. De afgelopen weken zijn we met het paard weer flink aan de bak geweest. En als er iets tijd vreet is het wel het paard. Met het mooie weer zijn we ook flinke stukken gaan wandelen. Op rijlaarsjes wel te verstaan. Ik kwam er snel genoeg achter dat dit geen handige keuze was. Maar ja, dan ben je al een eindje onderweg. Gevolg: pijnlijke hiel en scheenbeen. Hoewel dat laatste niet helemaal te wijten is aan het wandelen met rijlaarsjes.

Het hardlopen moet ik dus ook de komende paar dagen aan mijn neus voorbij laten gaan. Eerst de rust terug laten komen in lichaam en geest. Om vervolgens met goede moed en hernieuwde energie er tegenaan te kunnen gaan.

Om toch enigszins gemotiveerd te blijven lees ik graag het blad: Runners world. Leuke feiten, wist je datjes, trainingsschema’s en interviews. Sinds enige tijd heeft ook mijn nichtje, (die van de “light up” onderneming) een eigen blog. Haar doel: De Marathon van Rotterdam. Ze schrijft over haar trainingen en hoe ze haar doel wil gaan behalen. Maar ook de logjes van Rinus en Tiny  doen het goed. Hun enthousiasme voor het lopen zorgen er voor dat ik ook wil gaan en mijn hardloopdoel voor ogen houd.

Voor nu moet ik het even bij het lezen houden. Hopelijk volgende week weer een nieuwe start.

Zien lopen, doet lopen (4). . . Een meevaller.

(Zie voor mijn andere loop activiteiten van de afgelopen weken deel  1 , 2 & 3)

Na mijn eerste zes kilometer gelopen te hebben had ik vervolgens last van mijn achillespees en besloot daarom de 2e poging te staken en te stoppen bij vijf. Ik was er niet minder door gemotiveerd maar baalde wel dubbel zo hard. Is het niet de hamstring die te pas en te onpas terug komt dan komt er wel weer een andere spier of pees om de hoek kijken die extra aandacht vraagt.

Ik wilde heel graag weer lopen maar wist ook dat dit niet slim zou zijn en besloot daarom een extra rustdag in te lassen. Dit heeft mijn lichaam goed gedaan. Want de dag erna stond ik fris en fruitig klaar voor een nieuwe poging. De zes kilometer stond op het programma. Mocht het onderweg niet lekker gaan dan had ik een route van drie en van vijf kilometer als tussenoplossing. Dit was gelukkig niet nodig. Ik had zelfs genoeg “adem” over aan het einde van de rit. Mijn tempo was dus goed. Nu alleen nog werken aan “de afstand in de beentjes krijgen”. Een kwestie van lopen. Zolang er geen gekken dingen zouden gebeuren zou ik de vijf en de zes kilometer af kunnen gaan wisselen.

Steeds dezelfde rondjes lopen is ook zo saai, dus besloot ik later in de week de “bruggenloop” te gaan doen. Een afstand van vijf kilometer over een grote brug, een bruggetje en een aardige tunnel. Goed voor de bovenbeen- en bilspieren en een andere omgeving is ook wel eens leuk. Het zonnetje stond hoog aan de hemel en de temperatuur loog er niet om. Mijn korte broek en van vriendlief nieuw gekregen hardloopshirt kwamen nu mooi van pas. Sporty Spice was er weer helemaal klaar voor. Hoe laat ik ook van huis vertrek, lopers en fietsers kom ik altijd tegen hier. Maar vandaag heerste er complete rust. Zelfs de overige weggebruikers waren maar mondjes maat aanwezig. Als ik niet beter zou weten zou ik denken dat het zondagmorgen 09.00 uur was.

Ik liep mijn inmiddels gebruikelijke snelheid en stopte halverwege om mijn spieren te rekken en strekken. Ik had niet erg veel last van de hitte afgezien van een verhit rood hoofd. Ik begon dus al aardig te wennen aan deze activiteit boven de 25 graden. Eerder deze week had ik een drinkgordel van mijn vriendin gekregen. Een riem waar vier kleine flesjes aanzitten en nog wat vakjes voor sleutels, telefoon en dat soort fratsen. Voor 5 kilometer niet echt nodig. Maar vandaag had ik toch wel spijt dat ik hem niet had omgedaan. Goede leer voor volgende keer en gewoon omdoen dus.

Terwijl ik de muziek nog een tandje hoger zet moet ik mijzelf inhouden om de tunnel niet uit de crossen. Hoe eerder boven, hoe beter. Dit voelen de bovenbenen wel. Maar als de grond onder mijn voeten weer vlak is verdwijnt het brandende gevoel al snel. Ik loop de brandweerkazerne voorbij evenals alle andere bedrijven die aan deze weg liggen. Voor ik het weet doemt de skatebaan naast mij op en heb ik mijn ronde er weer opzitten. Een stuk sneller dan verwacht en zonder pijn in de hamstring of achillespees. Heerlijk om zo te kunnen lopen.

Eenmaal thuis besef ik dat ik niet gestopt ben aan het begin van het park, wat de bedoeling was, maar er omheen gelopen ben zoals ik de voorgaande keren gedaan heb. Als ik eenmaal uitgedampt en gedoucht ben zoek ik op internet mijn gelopen route op. Ik zie tot mijn verbazing dat ik bijna 6.5 kilometer gelopen heb. De verste afstand tot nu toe inclusief twee bruggen en een tunnel. Deze meevaller stemt mij tevreden. Zo zou ik ze vaker willen lopen.

Zien lopen, doet lopen (3) . . . Goed op weg?!

(Zie voor mijn andere loop activiteiten van de afgelopen weken deel  1 & 2)

Eén is geen! Dus besloot ik minimaal drie keer in de week te gaan lopen. Mocht ik door een bepaalde reden (welke houden we maar even in het midden) niet kunnen lopen dan blijven er in ieder geval nog twee dagen over. Inmiddels loop ik alweer een aantal weken braaf mijn rondjes door het dorp, de polder en het park. Geregeld ga ik met veel zin en een vooropgestelde route van huis. Een enkele keer  moet ik mijzelf er echt toe zetten om te gaan. Zonder loopmaatje is de stok achter de deur nog maar een twijgje dat makkelijk buigen kan. En zeg nou zelf, met noodweer of vermoeidheid is de bank een stuk aantrekkelijker dan de buitenlucht, zweet en een rood hoofd. En toch ben ik iedere keer blij en vooral voldaan als ik gegaan ben. Als je doelen wilt behalen moet je er iets voor doen. Deze komen immers niet zomaar aanwaaien.

Zal ik ooit een halve marathon kunnen lopen, of misschien wel een hele? Dat vraag ik mij zo nu en dan af als ik dus met een rood hoofd, bezweet lijf en met mijn tong over het asfalt slepend de laatste meters af leg van de vijf kilometer. Want in dat geval zou ik deze afstand nog acht (!!) keer moeten lopen. Bij die gedachte zakt de moed mij in de schoenen en mijn tong breekt abrupt af. Acht keer zoveel meer slepend met mijn tong over het asfalt? Daar is ie niet op berekend en de rest van mijn lichaam overigens ook niet.

Door je doelen realistisch te houden blijf je langer gemotiveerd om aan je doel te blijven werken. Ik heb de marathon in mijn agenda gezet voor als ik “groot” ben. In de tussentijd wil ik in ieder geval de tien kilometer kunnen lopen. En graag met mijn tong binnensmonds.

Nu de vijf kilometerrondjes goed gaan wordt het tijd om er een schepje boven op te doen. We doen het rustig aan want blessures liggen op de loer en slaan toe op een onverwacht moment. Aangezien ik nog steeds GPS-loos rond ren stippel ik bepaalde routes uit via internet. Als ik bij het bruggetje rechts in plaats van links zou gaan, zou mij dit een kilometer extra opleveren. Dus ik stelde mij in op zes kilometer en vertrok van huis in een lichte dribbelpas. Snelheid, hoe graag ook, is nog steeds niet aan de orde.

Het lopen ging heerlijk. Een paar honderd meter voor het bruggetje zaten lichaam en geest echter niet gehaal op één lijn. De helft wilde links af, de andere helft wilde rechts af. Voor ik nog verder kon twijfelen aan mijzelf nam ik een kleine spurt en ging rechts af. Die ene kilometer extra moest ik gelopen hebben. Trots dat ik was omdat ik dit keer niet naar mijzelf geluisterd had verlaagde ik mijn snelheid en begroette vervolgens alle wandelaars op mijn pad. Bij het “bekende” park kwam dat knagende gevoel weer opzetten: “Je kunt ook door het park naar huis dan zijn we er sneller!” Ik negeerde mijzelf en dribbelde door tot het einde van mijn geplande route. Bij de skatebaan had ik er precies 6 kilometer opzitten. Met, uiteraard, een rood hoofd, bezweet lichaam en met mijn tong nog daar waar hij hoort liep ik de straat weer in. Een gevoel van overwinning maakte zich van mij meester.

Twee dagen na mijn eerste zes kilometer ging ik voor poging twee. Waarschijnlijk begon ik iets te enthousiast. Want ik was nog niet eens halverwege toen mijn achillespees begon op te spelen. Zul je altijd zien… Ik moest nu al inboeten op snelheid en afstand. Ik ging braaf links bij het bruggetje en besloot mijn 5 kilometer uit te lopen. Ondanks Mijnheer A. Pees had ik toch lekker gelopen maar ik baalde van die ene kilometer. Thuis werden mijn voeten en onderbenen voorzien van een massage door vriendlief die het toch al knap vond dat ik überhaupt gegaan was. Misschien vroeg ik te veel van mijn lichaam en was een kilometer in één keer te veel? Had ik er beter aan gedaan om de kilometer op te splitsen? Hoe dan ook, ik besloot een extra rustdag in te lassen in de hoop dat ik na twee dagen weer een rondje zou kunnen lopen zonder ongemakken. We waren net zo lekker bezig…